Blok 2.1
Hoorcollege 1 Micro-organismen
Leerdoelen
De student:
• onderscheidt bacteriën op basis van unieke kenmerken
De bacterie wordt ook wel de prokaryoot genoemd. Bacteriën hebben een eenvoudige cel bouw. Ze
hebben een celwand (geeft structuur aan de cel), een celmembraan, ribosomen (eiwitsynthese), ligt
allemaal in een cytoplasma (waterige zoutoplossing). Bij bacteriën ligt het DNA/het genetische
materiaal los in de cel.
Eukaryoot: gist, schimmel, plant, dier en mens
Deze cel heeft een complexere bouw. Bevat bepaalde celorganellen: celkern (hier ligt het DNA),
bevat een celmembraan, cytoplasma, mitochondriën en een plasmatisch reticulum met ribosomen.
Alleen planten, gisten en schimmels hebben een celwand, mensen en dieren niet.
Overeenkomsten en verschillen
,Bacteriën vermeerderen door binairedeling.
Eerst wordt het DNA verdubbeld, daarna komt er een wandvorming en delen zij zichzelf. Een bacterie
is kleiner dan een schimmel.
- vermeerderen door deling: exponentiele groei
1-> 2 -> 4 -> 8 -> 16 -> 32 -> etc. (=2n)
Nt = N0 x 2n
Waarin:
Nt – uiteindelijke aantal cellen (t= t)
N0 – aantal cellen aan het begin t= 0)
n – aantal celdelingen
Met een logschaal kan de celdeling van bacteriën worden weergegeven.
, Gisten vermeerderen door knopvorming
Een gistcel is 5-10 cm groter dan een bacterie.
Schimmels vermeerderen door sporen
• beschrijft een groeicurve van een bacterie en kent de kenmerken van de fases
Kenmerken bij de groei van bacteriën:
- lag-fase: Bacteriën moeten zich eerst aanpassen aan de omgeving (temperatuur bijvoorbeeld). Dus
op het begin gaat het delen nog niet heel snel.
- De log-fase: constante groei snelheid. De bacteriën blijven zich constant delen.
- Stationaire fase: het kan ook dat het aantal voedingsstoffen op raakt, of er zijn teveel afvalstoffen