1 HET LYMFESTELSEL EN
IMMUNITEIT
AFWEER : SPECIFIEK EN NIET-SPECIFIEK
Immunologie bestudeert hoe het lichaam reageert tegen alles wat ‘vreemd’ is.
Immuniteitsstelsel is het geheel van moleculen, cellen, structuren, organen en interacties
die de immuniteit van het lichaam mogelijk maken
Aangeboren, aspecifieke immuniteit
Verworven, specifieke immuniteit
Niet-specifieke immuniteit Specifieke immuniteit
Geen onderscheid tussen verschillende Verdediging tegen specifieke
bedreigingen bedreigingen
Aanwezig vanaf de geboorte Ontwikkelt grotendeels na de geboorte
Onderdelen: Is afhankelijk van arsenaal aan
o Fysieke barrières lymfocyten:
o Fagocyterende cellen o Herkenning van specifieke
o Immunologische surveillance antigenen, waarna T-
(NK-cellen) lymfocyten en B-lymfocyten
o Interferonen geactiveerd worden
o Complementsysteem o Bij ‘nieuw’ antigen
o Ontsteking differentiatie tot specifieke
o Koorts lymfocyten (tegen het antigen)
Het immuniteitsstelsel = meest complexe en flexibele systeem van het lichaam (samen
met de hersenen)
Basis : lymfoïde organen
Thymus (zwezerik)
Beenmerg
Secundaire lymfoïde organen en weefsels
Neus- en keelamandelen
Lymfeklieren
Milt
Plaatjes van Peyer
Blinde darm
Ring van Waldeyer
FUNCTIES VAN HET LYMFESTELSEL
1. Productie, onderhoud en transport van lymfocyten immuniteit : fysische en
chemische afweer tegen:
Binnendringende ziekteverwekkers
Afwijkende lichaamscellen
Vreemde eiwitten
2. Terugkeer van vloeistof en opgeloste deeltjes van perifere weefsels naar het bloed
3. Transport van hormonen, voedingsstoffen en afvalstoffen vanuit de plaats van
opname uit de weefsels naar het bloed
1
,BOUW VAN HET LYMFESTELSEL
Belangrijkste componenten
Lymfevaten
Lymfe (vloeistof)
Lymfocyten
Lymfoïde weefsels
Lymfe en transport via lymfevaten
Lymfe is hetzelfde als weefselvocht qua samenstelling, maar toch is er een verschil :
[EW] (hoewel minder dan in plasma)
Afvoer vanuit weefsels naar bloedbaan
Lymfecapillairen zijn blind beginnende capillairen bekleed met endotheel
Lymfeavoer uit darmen bevatten veel vet = Chyle
Transport van lymfe:
o de spierpomp
o kleppen (unidirectioneel)
o gladde spieren
o zuigkracht van de thorax (AH pomp)
LYMFEVATEN
= verzamelvaten lymfe
Ductus lymfaticus dexter
Kwadrant rechts boven (schouder,
hals)
Uitmonding : vena subclavia dextra
Ductus thoracicus
Ganse lichaam behalve rechts boven
Uitmonding : vena subclavia sinistra
Pathologie : lymfoedeem
Lymfoedeem = zwelling tgv stoornis afvloei lymfe
Oorzaken
o Radiotherapie : verlittekenen lymfebanen
o Chirurgische verwijdering (okselevidement)
Therapie = lymfedrainage
o Manueel terugduwen naar andere lymfedelen zo komt het vocht terug in het
bloed terecht
o Compressietherapie
LYMFOCYTEN
MIGRATIE VAN LEUKOCYTEN (WBC)
Aanmaak : beenmerg van lange en platte beenderen
Opslag : secundaire lymfoïde organen
bij acute infectie : snelle deling van fagocyten gezwollen lymfeklieren
Transport : lymfevaten en bloed
2
, LYMFOCYTEN
T-lymfocyten (SPECIFIEK)
Afkomstig van Thymus
Functies
o T-cytotoxische cellen (cellulaire immuniteit : vreemde of virusbevattende
cellen)
o T-geheugencellen
o T-helpercellen : stimuleren activiteit van T- en B-cellen
o T-suppressorcellen : remmen activiteit van T- en B-cellen
B-lymfocyten (SPECIFIEK)
Afkomstig uit Beenmerg
Differentiëren tot plasmacellen = antilichaam producerende B-cellen = humorale
immuniteit
(= antistofgemedieerde immuniteit)
B-geheugencellen
NK-cellen : “Natural Killer” cellen (NIET SPECIFIEK)
Vallen rechtstreeks andere cellen aan : vreemde cellen, viraal geïnfecteerde cellen,
tumorale cellen (=minder selectief)
‘immunologische surveillance’
3
IMMUNITEIT
AFWEER : SPECIFIEK EN NIET-SPECIFIEK
Immunologie bestudeert hoe het lichaam reageert tegen alles wat ‘vreemd’ is.
Immuniteitsstelsel is het geheel van moleculen, cellen, structuren, organen en interacties
die de immuniteit van het lichaam mogelijk maken
Aangeboren, aspecifieke immuniteit
Verworven, specifieke immuniteit
Niet-specifieke immuniteit Specifieke immuniteit
Geen onderscheid tussen verschillende Verdediging tegen specifieke
bedreigingen bedreigingen
Aanwezig vanaf de geboorte Ontwikkelt grotendeels na de geboorte
Onderdelen: Is afhankelijk van arsenaal aan
o Fysieke barrières lymfocyten:
o Fagocyterende cellen o Herkenning van specifieke
o Immunologische surveillance antigenen, waarna T-
(NK-cellen) lymfocyten en B-lymfocyten
o Interferonen geactiveerd worden
o Complementsysteem o Bij ‘nieuw’ antigen
o Ontsteking differentiatie tot specifieke
o Koorts lymfocyten (tegen het antigen)
Het immuniteitsstelsel = meest complexe en flexibele systeem van het lichaam (samen
met de hersenen)
Basis : lymfoïde organen
Thymus (zwezerik)
Beenmerg
Secundaire lymfoïde organen en weefsels
Neus- en keelamandelen
Lymfeklieren
Milt
Plaatjes van Peyer
Blinde darm
Ring van Waldeyer
FUNCTIES VAN HET LYMFESTELSEL
1. Productie, onderhoud en transport van lymfocyten immuniteit : fysische en
chemische afweer tegen:
Binnendringende ziekteverwekkers
Afwijkende lichaamscellen
Vreemde eiwitten
2. Terugkeer van vloeistof en opgeloste deeltjes van perifere weefsels naar het bloed
3. Transport van hormonen, voedingsstoffen en afvalstoffen vanuit de plaats van
opname uit de weefsels naar het bloed
1
,BOUW VAN HET LYMFESTELSEL
Belangrijkste componenten
Lymfevaten
Lymfe (vloeistof)
Lymfocyten
Lymfoïde weefsels
Lymfe en transport via lymfevaten
Lymfe is hetzelfde als weefselvocht qua samenstelling, maar toch is er een verschil :
[EW] (hoewel minder dan in plasma)
Afvoer vanuit weefsels naar bloedbaan
Lymfecapillairen zijn blind beginnende capillairen bekleed met endotheel
Lymfeavoer uit darmen bevatten veel vet = Chyle
Transport van lymfe:
o de spierpomp
o kleppen (unidirectioneel)
o gladde spieren
o zuigkracht van de thorax (AH pomp)
LYMFEVATEN
= verzamelvaten lymfe
Ductus lymfaticus dexter
Kwadrant rechts boven (schouder,
hals)
Uitmonding : vena subclavia dextra
Ductus thoracicus
Ganse lichaam behalve rechts boven
Uitmonding : vena subclavia sinistra
Pathologie : lymfoedeem
Lymfoedeem = zwelling tgv stoornis afvloei lymfe
Oorzaken
o Radiotherapie : verlittekenen lymfebanen
o Chirurgische verwijdering (okselevidement)
Therapie = lymfedrainage
o Manueel terugduwen naar andere lymfedelen zo komt het vocht terug in het
bloed terecht
o Compressietherapie
LYMFOCYTEN
MIGRATIE VAN LEUKOCYTEN (WBC)
Aanmaak : beenmerg van lange en platte beenderen
Opslag : secundaire lymfoïde organen
bij acute infectie : snelle deling van fagocyten gezwollen lymfeklieren
Transport : lymfevaten en bloed
2
, LYMFOCYTEN
T-lymfocyten (SPECIFIEK)
Afkomstig van Thymus
Functies
o T-cytotoxische cellen (cellulaire immuniteit : vreemde of virusbevattende
cellen)
o T-geheugencellen
o T-helpercellen : stimuleren activiteit van T- en B-cellen
o T-suppressorcellen : remmen activiteit van T- en B-cellen
B-lymfocyten (SPECIFIEK)
Afkomstig uit Beenmerg
Differentiëren tot plasmacellen = antilichaam producerende B-cellen = humorale
immuniteit
(= antistofgemedieerde immuniteit)
B-geheugencellen
NK-cellen : “Natural Killer” cellen (NIET SPECIFIEK)
Vallen rechtstreeks andere cellen aan : vreemde cellen, viraal geïnfecteerde cellen,
tumorale cellen (=minder selectief)
‘immunologische surveillance’
3