Week 1: Onderzoek doen
Onderzoek → alle systematische activiteiten gericht op het verzamelen van gegevens
die informatie bevatten over een van tevoren afgebakend onderwerp met als doel een
of meerdere vragen aangaande dit onderwerp te beantwoorden.
Soorten onderzoek
Praktijkonderzoek → toegepast onderzoek waarbij experts hun kennis toepassen door
een geval te onderzoeken met als doel te diagnosticeren, een oplossing te genereren of
te evalueren. Bijv: medisch of forensisch onderzoek, het is gericht op 1 groep/persoon/
iets
Dit gaat doormiddel van de invertiecyclu s en bijbehorende fases
Redenen voor praktijkonderzoek:
1. Om beleid te wijzigen (doel: verbeteringen aanbrengen)
2. Om betere beslissingen te kunnen nemen over operationele zaken
3. Om beter op de externe omgeving in te kunnen spelen
4. Om verschillen/verschuivingen te verklaren
5. Voor externe certificering (voldoet iets aan de eisen)
6. Om een beslissing uit te stellen
7. Om het eigen gelijk bevestigd te krijgen
8. Als zoethoudertje
Motieven 6,7 en 8 zijn oneigenlijke motieven, de onderzoeker loopt hier risico
,Wetenschappelijk onderzoek → Onderzoek om nieuwe algemene kennis te verwerven.
Het heeft als doel om transfereerbare kennis op te leveren. Bijv: onderzoek hoe arbeid
motiverender gemaakt kan worden.
Motief: nieuwe algemeen geldende kennis, algemene wetmatigheden, transfereerbaar
Bij wetenschappelijk onderzoek hoort de empirische cyclus.
Empirie is de kennis komt voort uit deze werkelijkheid en
wordt hieraan getoetst.
Beschrijvend onderzoek → onderzoek waarbij je een situatie in kaart wilt brengen. Je
hebt niet veel/bijna geen voorkennis over het onderwerp/situatie.
Bijv: een bedrijf wilt weten hoe zijn klantenkring er eigenlijk uitziet en hoe de klanten het
bedrijf beoordelen.
Exploratief onderzoek → onderzoek waarbij je opzoek bent naar verbanden en/of
verklaringen. Je voorkennis is veelal groter, maar je weet nog niet waarom zaken zijn
zoals geconstateerd.
Een bijzondere manier van exploratief onderzoek is een bigdataonderzoek, dat is een
onderzoek waar veel data wordt geregistreerd zonder een duidelijk onderzoeksdoel.
Een gerelateerd iets bij bigdata onderzoek is datatiming; op basis van algoritmes wordt
in bigdata gezocht naar verbanden. Zodoende kan men voorspellingen doen
Bijv: een organisatie wilt weten waarom het ziekteverzuim op de afdeling administratie
zoveel hoger is dan bij verkoop.
Toetsend onderzoek → onderzoek waarbij je een theorie of verwachting (hypothese)
wilt toetsen. In het geval van praktijkonderzoek valt hier ook onder evaluatieonderzoek.
Hierbij wordt onderzocht of een ingestelde maatregel het gewenste effect heeft gehad.
, Bijv: een elektronicaconcern dat wilt onderzoeken of na het bijleveren van simpele en
beknopte gebruiksaanwijzingen, de klanten deze eerder lezen en minder fouten maken
in de bediening van de apparatuur.
Deskresearch → Je gebruikt en analyseert bestaande gegevens zoals algemene
literatuur, databases etc. Je genereert zelf geen nieuwe gegevens.
Fieldresearch → je verzamelt zelf gegevens door eigen onderzoek op te zetten en uit te
voeren, je krijgt dus nieuwe data.
Kwantitatief → kwantitatief refereert aan de wens om nauwkeuring in kaart te brengen
wat de kennis of het oordeel of het gedrag is van een grote groep mensen. Met een
grote mate van betrouwbaarheid en nauwkeurigheid worden deze zaken op een
efficiente manier bij veel onderzoeksobjecten in kaart gebracht. De resultaten worden
vaak gepresenteerd in cijfers.
Kwalitatief → kwalitatief refereert aan de wens om diep op de materie in te gaan, veel
gegevens over weinig onderzoeksobjecten te verzamelen om geen zaken over het
hoofd te zien. Het gaat hier om het doorgronden van attitudes en achterliggende
oorzaken van gedrag, of het in kaart brengen van wensen, verwachtingen, behoeftes
dan wel toekomstige ontwikkelingen. Door de langere tijdsduur van gegevens
verzamelen, is het dus ook niet mogelijk om een groot aantal respondenten te
onderzoeken en focus je op een smallere groep. Je onderzoek levert daarmee wel veel
gegevens, ideeën, hypotheses of aandachtspunten op, maar is minder betrouwbaar
geworden. De resultaten worden vaak gepresenteerd in taal en beelden
Onderzoek → alle systematische activiteiten gericht op het verzamelen van gegevens
die informatie bevatten over een van tevoren afgebakend onderwerp met als doel een
of meerdere vragen aangaande dit onderwerp te beantwoorden.
Soorten onderzoek
Praktijkonderzoek → toegepast onderzoek waarbij experts hun kennis toepassen door
een geval te onderzoeken met als doel te diagnosticeren, een oplossing te genereren of
te evalueren. Bijv: medisch of forensisch onderzoek, het is gericht op 1 groep/persoon/
iets
Dit gaat doormiddel van de invertiecyclu s en bijbehorende fases
Redenen voor praktijkonderzoek:
1. Om beleid te wijzigen (doel: verbeteringen aanbrengen)
2. Om betere beslissingen te kunnen nemen over operationele zaken
3. Om beter op de externe omgeving in te kunnen spelen
4. Om verschillen/verschuivingen te verklaren
5. Voor externe certificering (voldoet iets aan de eisen)
6. Om een beslissing uit te stellen
7. Om het eigen gelijk bevestigd te krijgen
8. Als zoethoudertje
Motieven 6,7 en 8 zijn oneigenlijke motieven, de onderzoeker loopt hier risico
,Wetenschappelijk onderzoek → Onderzoek om nieuwe algemene kennis te verwerven.
Het heeft als doel om transfereerbare kennis op te leveren. Bijv: onderzoek hoe arbeid
motiverender gemaakt kan worden.
Motief: nieuwe algemeen geldende kennis, algemene wetmatigheden, transfereerbaar
Bij wetenschappelijk onderzoek hoort de empirische cyclus.
Empirie is de kennis komt voort uit deze werkelijkheid en
wordt hieraan getoetst.
Beschrijvend onderzoek → onderzoek waarbij je een situatie in kaart wilt brengen. Je
hebt niet veel/bijna geen voorkennis over het onderwerp/situatie.
Bijv: een bedrijf wilt weten hoe zijn klantenkring er eigenlijk uitziet en hoe de klanten het
bedrijf beoordelen.
Exploratief onderzoek → onderzoek waarbij je opzoek bent naar verbanden en/of
verklaringen. Je voorkennis is veelal groter, maar je weet nog niet waarom zaken zijn
zoals geconstateerd.
Een bijzondere manier van exploratief onderzoek is een bigdataonderzoek, dat is een
onderzoek waar veel data wordt geregistreerd zonder een duidelijk onderzoeksdoel.
Een gerelateerd iets bij bigdata onderzoek is datatiming; op basis van algoritmes wordt
in bigdata gezocht naar verbanden. Zodoende kan men voorspellingen doen
Bijv: een organisatie wilt weten waarom het ziekteverzuim op de afdeling administratie
zoveel hoger is dan bij verkoop.
Toetsend onderzoek → onderzoek waarbij je een theorie of verwachting (hypothese)
wilt toetsen. In het geval van praktijkonderzoek valt hier ook onder evaluatieonderzoek.
Hierbij wordt onderzocht of een ingestelde maatregel het gewenste effect heeft gehad.
, Bijv: een elektronicaconcern dat wilt onderzoeken of na het bijleveren van simpele en
beknopte gebruiksaanwijzingen, de klanten deze eerder lezen en minder fouten maken
in de bediening van de apparatuur.
Deskresearch → Je gebruikt en analyseert bestaande gegevens zoals algemene
literatuur, databases etc. Je genereert zelf geen nieuwe gegevens.
Fieldresearch → je verzamelt zelf gegevens door eigen onderzoek op te zetten en uit te
voeren, je krijgt dus nieuwe data.
Kwantitatief → kwantitatief refereert aan de wens om nauwkeuring in kaart te brengen
wat de kennis of het oordeel of het gedrag is van een grote groep mensen. Met een
grote mate van betrouwbaarheid en nauwkeurigheid worden deze zaken op een
efficiente manier bij veel onderzoeksobjecten in kaart gebracht. De resultaten worden
vaak gepresenteerd in cijfers.
Kwalitatief → kwalitatief refereert aan de wens om diep op de materie in te gaan, veel
gegevens over weinig onderzoeksobjecten te verzamelen om geen zaken over het
hoofd te zien. Het gaat hier om het doorgronden van attitudes en achterliggende
oorzaken van gedrag, of het in kaart brengen van wensen, verwachtingen, behoeftes
dan wel toekomstige ontwikkelingen. Door de langere tijdsduur van gegevens
verzamelen, is het dus ook niet mogelijk om een groot aantal respondenten te
onderzoeken en focus je op een smallere groep. Je onderzoek levert daarmee wel veel
gegevens, ideeën, hypotheses of aandachtspunten op, maar is minder betrouwbaar
geworden. De resultaten worden vaak gepresenteerd in taal en beelden
