• Macroniveau: kan je waarnemen met je eigen zintuigen
• Microniveau: kan je niet zelf waarnemen, dan gebruik je een model.
o Model: versimpelde weergave van werkelijkheid om voorstelling
toch te krijgen.
§ Kan gebruikt worden voor te kleine of juist te grote
dingen.
§ Wordt gebruikt om waarnemingen op macroniveau op
microniveau te verklaren.
• Meeste sto>en bestaan uit moleculen
o Moleculen van zuivere stof allemaal zelfde
o Zijn heel erg klein (Je kan ze dus niet zien)
• Verschillen in fase kan je op microniveau waarnemen dat je ook echt
ziet hoe de moleculen zich anders gedragen.
o Vaste stof: dicht op elkaar, verandert zich niet van vorm op
macroniveau
o Vloeibare stof: moleculen aan elkaar maar kunnen nu wel
bewegen. Kan wel vervormen.
o Gas: moleculen op grote afstand van elkaar, botsen soms wel
met elkaar. Maar blijven niet bij elkaar
o Je hebt veel moleculen nodig om een stof echt te kunnen zien.
• Mengsel: verschillende moleculen (micro), en bestaat uit verschillende sto>en
(macro). Zuivere stof zijn deze allemaal hetzelfde.
o Je ziet het als mengsel goed mengt op microniveau omdat moleculen zich
gelijk verdelen onder andere moleculen (andere stof), omdat je andere
stof dan niet meer kan zien noem je het dan een oplossing.
o Als je water en olijfolie mengt ontstaat er een emulsie, op microniveau
kan je dit verklaren omdat er 2 lagen van moleculen zijn, die
niet met elkaar mengen. Op macroniveau betekent dit dat het
water en olie op elkaar drijven.
• Moleculen bestaan uit atomen
o Elk bolletje betekend een atoom
o Elke kleur is een atoomsoort
• Moleculen kunnen dus uit meerdere atoomsoorten bestaan,
dan is bijbehorende stof verbinding (ontleedbare stof)
o Als stof maar uit een soort atomen bestaat is het een:
niet-ontleedbare stof.