Marco Van Rossum
9789006316032
1e editie 2024
70 oefenvragen met antwoorden voor tentamen
Niveau: gemiddeld
, 1. Wat is de belangrijkste functie van de bijvoeglijke
naamwoorden in de Duitse grammatica?
o Antwoord: Bijvoeglijke naamwoorden geven meer informatie
over een zelfstandig naamwoord, zoals hoe iets is (kleur,
grootte, toestand, etc.).
2. Wat is het verschil tussen de verleden tijd en de voltooide
tijd in het Duits?
o Antwoord: De verleden tijd (Präteritum) wordt vaak gebruikt in
geschreven teksten en is voor bepaalde werkwoorden de
standaardvorm. De voltooide tijd (Perfekt) wordt meer in
gesproken taal gebruikt en geeft aan dat een handeling in het
verleden is voltooid.
3. Hoe herken je een zwak werkwoord in het Duits?
o Antwoord: Een zwak werkwoord heeft een regelmatige
vervoeging in de verleden tijd en de voltooide tijd,
bijvoorbeeld "spielen" (spielte, gespielt).
4. Wat is de betekenis van de Duitse uitdrukking 'Ich habe die
Nase voll'?
o Antwoord: Het betekent 'Ik ben het zat' of 'Ik heb er genoeg
van'.
5. Welke betekenis heeft het Duitse woord 'angeblich' in een
zin?
o Antwoord: 'Angeblich' betekent 'naar verluidt' of 'zogenaamd',
en geeft aan dat iets misschien niet helemaal waar is.
6. Wat is het verschil tussen 'kennen' en 'wissen' in het Duits?
o Antwoord: 'Kennen' betekent 'kennen' in de zin van bekend
zijn met iets of iemand, terwijl 'wissen' betekent 'weten' in de
zin van kennis hebben over feiten of informatie.
7. Hoe vervoeg je het Duitse werkwoord 'sein' in de
tegenwoordige tijd?
o Antwoord: Ich bin, du bist, er/sie/es ist, wir sind, ihr seid,
sie/Sie sind.
8. Wat betekent de Duitse uitdrukking 'Jemandem den Kopf
zurechtsetzen'?