Hoofdstuk 2
2.1 INLEIDING
Mechanica is een wetenschap die zich bezighoudt met bewegingen en de krachten.
Biomechanica = de leer van krachten en het effect van krachten op het menselijk lichaam
2.2 KRACHT, BELASTING EN STERK ZIJN
Iemand die veel kracht heeft, is in staat om bijvoorbeeld veel gewicht te verplaatsen
Iemand die sterk is, beschikt naast kracht over meer techniek of meer coördinatieve vaardigheden.
Hierdoor kan iemand die sterk is, meer met minder kracht.
De eenheid van kracht is de 'Newton'. 1 Newton is de kracht die aan de massa van 1 Kg een
versnelling geeft van 1m/s.
Kracht wordt aangegeven met de hoofdletter F van Force (Engels voor kracht)
Als een kracht invloed uitoefent op een voorwerp, dan is het gevolg van dat uitoefenen van de kracht
afhankelijk van twee zaken:
De grootte van de kracht
De richting van de kracht
We onderscheiden verschillende krachten:
Fz = zwaartekracht
Fn = normaalkracht
Fi = traagheidskracht (i = inertie = traagheid)
Fsp = spierkracht
2.2.1 Zwaartekracht (Fz) en normaalkracht (Fn)
Het lichaamszwaartepunt is het middelpunt van 'alle zwaartekracht' op ons lichaam (het
aangrijpingspunt van de Fz). Dit punt bevindt zich, als we rechtop staan, net onder de navel.
De normaalkracht (Fn) zorgt ervoor dat we op dezelfde plaats staan stel twee personen doen een
wedstrijdje armworstelen.
Fn is een reactiekracht. Deze ontstaat als reactie op Fz.
Fz = Fn ==> geen beweging
Lichaamsgewicht = reactiekracht Fn, gevolg: geen beweging
Is de Fz groter dan de weerstand (Fn) die een tafel bijvoorbeeld aankan, dan zak je door de tafel.
2.2.2 Spierkracht (Fsp)
De spierkracht (Fsp) kan worden gebruikt om de Fz op te heffen, te overwinnen of af te remmen. Als
je niet beweegt, zijn de krachten in evenwicht: Fz = Fsp ==> geen beweging.
, Als je bij bench press het gewicht laat zakken kies je ervoor de zwaartekracht je spierkracht te laten
overwinnen: Fz groter als Fsp ==> gewicht komt naar beneden.
Als je een gewicht wilt optillen, zal je altijd meer spierkracht moeten leveren als de grootte van dat
gewicht (de zwaartekracht).
2.2.3 Traagheidskracht (Fi)
Traagheidskracht (Fi) is net als Fn een reactiekracht. Fi ontstaat als reactie op een kracht die een
snelheidsverandering veroorzaakt. Dit kan een versnelling zijn (vanuit stilstand in beweging komen)
of een vertraging (vanuit een beweging tot stilstand komen).
2.3 MOMENT (M)
Het moment is een rotatiekracht (grootte en een richting)
Door de rotatie onderscheidt het moment zich van andere krachten. De rotatie heeft 2 richtingen
namelijk: met de klok mee en tegen de klok in
Voorbeeld 1:
Als we de front raise-beweging met een dumbell analyseren dan is:
Het schoudergewricht: de rotatie as
De dumbell: de kracht (Fz) die een beweging naar beneden veroorzaakt
De schouderspieren: de kracht (moment) die de rotatie naar benden afremt of een rotatie
omhoog veroorzaakt
De hand: het aangrijpingspunt van de kracht (Fz)
De grootte van het moment is afhankelijk van:
Grootte van de kracht (F)
De hefboomafstand (d): de afstand van het aangrijpingspunt van de kracht tot aan de as
(hefboom of lastarm; in de onderstaande formule weergegeven met de letter d van distance)
Formule: M = d x F
De oefening kan zwaarder gemaakt worden door het moment te vergroten. Dit kan gedaan worden
door:
De dumbell verder van het lichaam verder van het lichaam af te houden; hierdoor wordt de d
groter
De oefening met een zwaardere dumbell uit te voeren; hierdoor wordt F groter
Je kan ook sneller gaan bewegen, maar dan treedt er meer traagheidskracht op die het
zwaarder maakt
De oefening kan lichter gemaakt worden door het moment te verkleinen. Dit kan gedaan worden
door:
De dumbell dichter bij het lichaam te houden
De oefening met een lichtere dumbell uit te voeren
Voorbeeld 2:
2.1 INLEIDING
Mechanica is een wetenschap die zich bezighoudt met bewegingen en de krachten.
Biomechanica = de leer van krachten en het effect van krachten op het menselijk lichaam
2.2 KRACHT, BELASTING EN STERK ZIJN
Iemand die veel kracht heeft, is in staat om bijvoorbeeld veel gewicht te verplaatsen
Iemand die sterk is, beschikt naast kracht over meer techniek of meer coördinatieve vaardigheden.
Hierdoor kan iemand die sterk is, meer met minder kracht.
De eenheid van kracht is de 'Newton'. 1 Newton is de kracht die aan de massa van 1 Kg een
versnelling geeft van 1m/s.
Kracht wordt aangegeven met de hoofdletter F van Force (Engels voor kracht)
Als een kracht invloed uitoefent op een voorwerp, dan is het gevolg van dat uitoefenen van de kracht
afhankelijk van twee zaken:
De grootte van de kracht
De richting van de kracht
We onderscheiden verschillende krachten:
Fz = zwaartekracht
Fn = normaalkracht
Fi = traagheidskracht (i = inertie = traagheid)
Fsp = spierkracht
2.2.1 Zwaartekracht (Fz) en normaalkracht (Fn)
Het lichaamszwaartepunt is het middelpunt van 'alle zwaartekracht' op ons lichaam (het
aangrijpingspunt van de Fz). Dit punt bevindt zich, als we rechtop staan, net onder de navel.
De normaalkracht (Fn) zorgt ervoor dat we op dezelfde plaats staan stel twee personen doen een
wedstrijdje armworstelen.
Fn is een reactiekracht. Deze ontstaat als reactie op Fz.
Fz = Fn ==> geen beweging
Lichaamsgewicht = reactiekracht Fn, gevolg: geen beweging
Is de Fz groter dan de weerstand (Fn) die een tafel bijvoorbeeld aankan, dan zak je door de tafel.
2.2.2 Spierkracht (Fsp)
De spierkracht (Fsp) kan worden gebruikt om de Fz op te heffen, te overwinnen of af te remmen. Als
je niet beweegt, zijn de krachten in evenwicht: Fz = Fsp ==> geen beweging.
, Als je bij bench press het gewicht laat zakken kies je ervoor de zwaartekracht je spierkracht te laten
overwinnen: Fz groter als Fsp ==> gewicht komt naar beneden.
Als je een gewicht wilt optillen, zal je altijd meer spierkracht moeten leveren als de grootte van dat
gewicht (de zwaartekracht).
2.2.3 Traagheidskracht (Fi)
Traagheidskracht (Fi) is net als Fn een reactiekracht. Fi ontstaat als reactie op een kracht die een
snelheidsverandering veroorzaakt. Dit kan een versnelling zijn (vanuit stilstand in beweging komen)
of een vertraging (vanuit een beweging tot stilstand komen).
2.3 MOMENT (M)
Het moment is een rotatiekracht (grootte en een richting)
Door de rotatie onderscheidt het moment zich van andere krachten. De rotatie heeft 2 richtingen
namelijk: met de klok mee en tegen de klok in
Voorbeeld 1:
Als we de front raise-beweging met een dumbell analyseren dan is:
Het schoudergewricht: de rotatie as
De dumbell: de kracht (Fz) die een beweging naar beneden veroorzaakt
De schouderspieren: de kracht (moment) die de rotatie naar benden afremt of een rotatie
omhoog veroorzaakt
De hand: het aangrijpingspunt van de kracht (Fz)
De grootte van het moment is afhankelijk van:
Grootte van de kracht (F)
De hefboomafstand (d): de afstand van het aangrijpingspunt van de kracht tot aan de as
(hefboom of lastarm; in de onderstaande formule weergegeven met de letter d van distance)
Formule: M = d x F
De oefening kan zwaarder gemaakt worden door het moment te vergroten. Dit kan gedaan worden
door:
De dumbell verder van het lichaam verder van het lichaam af te houden; hierdoor wordt de d
groter
De oefening met een zwaardere dumbell uit te voeren; hierdoor wordt F groter
Je kan ook sneller gaan bewegen, maar dan treedt er meer traagheidskracht op die het
zwaarder maakt
De oefening kan lichter gemaakt worden door het moment te verkleinen. Dit kan gedaan worden
door:
De dumbell dichter bij het lichaam te houden
De oefening met een lichtere dumbell uit te voeren
Voorbeeld 2:
