Van groot naar klein:
Organisme: levend wezen (het op naam brengen heet determineren)
Orgaanstelsel: groep van samenwerkende organen (bv. ademhalingsstelsel, verteringsstelsel,
skelet, etc.)
Orgaan: deel van een organisme met een of meerdere functies
Weefsel: groep cellen met dezelfde vorm en functie
Cel: bevat
• celkern: regelt alles in de cel & bevat DNA
• cytoplasma: vloeistof in cel met opgeloste stoffen
• celmembraan: vliesje om cel dat boel bij elkaar houdt
Orgaanstel Functie: Wat behoord er tot het stelstel?
sel:
Skelet Stevigheid, vorm, bescherming & Alle botten
beweging mogelijk maken (& maken van
bloedcellen in beenmerg)
Spiers- Bewegen Alle spieren
Verterings- Voedsel kleiner maken & in bloed Mondholte, slokdarm, maag &
opnemen darmen
Ademhalings Zuurstof opnemen & koolstofdioxide aan Neusholte, mondholte, luchtpijp &
- lucht afgeven longen
Bloedvaten- Zuurstof & voedingsstoffen naar spieren/ Hart & bloedvaten
organen vervoeren, koolstofdioxide &
afvalstoffen afvoeren
= werken samen om je spieren te laten bewegen
Bij het waarnemen van iets gebruik je je zintuigen.
Gewervelde dieren: zoogdieren, vissen, reptielen, vogels & amfibieën.
Natuurgetrouwe tekening: nauwkeurige tekening met alle details
Schematische tekening: alleen de belangrijke hoofdlijnen/onderdelen getekend
Stappen van onderzoek:
Onderzoeksvraag
(Hypothese)
Werkplan: werkwijze, materiaal & tijdsplanning
Resultaten
Conclusie
Steekproef: als je niet alles gaat tellen maar een selectie maakt
Proefvlak: bij planten onderzoek je vaak een klein stukje van een gebied
Resultaten kun je verwerken in een:
Tabel (resultaten verzamelen)
Staafdiagram (aantallen)
Lijndiagram (groei)
Cirkeldiagram ( percentages)
Fossielen: overblijfselen van organismen die vroeger leefden. Paleontologen proberen uit fossielen
het levende dier na te bouwen. De ouderdom kun je bepalen door te kijken in welke steenlaag het
fossiel zit.
Ontstaan van fossielen:
1. Doden dieren worden bedekt met een laagje zand of klei
2. De laag wordt steeds dikker & zwaarder
3. De laag met dode dieren versteent.
4. Steenlagen plooien & er komt erosie: fossielen komen boven.