Induction of immune responses (||)
Je activeert alleen cellen die specifiek zijn voor dat antigen = clonale selectie. Tijdens
immuunrespons switchen B-cellen van isotype en krijgen hogere affiniteit en dat is
affiniteit maturiteit.
B-cellen circuleren in de secundaire lymfe, niet zo zeer in de weefsels. Zodra ze antigen
ontmoeten worden ze geactiveerd en gaan ze naar de weefsels.
Veel B receptoren moeten tegelijk binden aan antigen en dit noem je crosslinking. Hierbij
komen ook enzymen vrij die zorgen voor fosforylering van de ITAM-motieven (motieven in
staat van Ig-alfa en Ig-beta; deze moleculen signaleren). Zo wordt BCR activatie cascade
geactiveerd.
B-cellen signaleert niet zelf, hij gebruikt andere eiwitten om te signaleren: IgA en IgB.
Wordt alleen geactiveerd als heel veel eiwitten tegelijk kunnen crosslinks (allemaal
tegelijkertijd binden).
Simultaneous signalling of the BCR (by antigen) and the co-receptor (by opsonized
complement C3d) amplifies the signal 1.000-10.000 times.
The sensitivity for low amounts of antigen is much better in the presence of complement.
→ niet 1+1=2 maar 1+1=4 ⇒ werkt veel beter
→ Als je geen complement hebt in je systeem, minder goede B-cel activatie
B cell responses can be subdivided into
1. Thymus dependent responses (TD) = dependent on CD4 T cells. This T cell
dependent response is the most frequent B cell response. These responses have a high
affinity and isotype switched antibodies.
2. Thymus independent responses (TI) = not dependent on CD4 T cells. These
antibody responses have a low affinity and have an IgM isotype. This is not the
normal B cell responses.
Intact Ag on FDC is recognized by B cells and T cells recognize processed
Antigen in MHC on DCs
Thymus-dependent responses gebeurt in het lymfoïde weefsel. B-cellen komen via HEV
binnen en gaan dan naar B-cel follikel en daar heb je folliculair dendritische cellen (FDC).
Deze FDC laten antigenen zien op oppervlakte omdat ze veel complement receptoren
hebben. Pathogenen gecoat met complement plakken aan FDC en B-cellen worden hierdoor
geactiveerd. De dendritische cellen in T-cel gebied breken antigenen echt af en presenteren
deze aan T-cellen.
Cognate interaction: dependent on recognition of antigen
,Hij neemt het antigen op en breekt het antigen af.
B Cell presentation of antigen to CD4 T cells
● Internalisation of antigen via BCR
● Ag processing via exogenous (extracellular) route
● Presentation specific peptide via MHC ||
Extracellulaire route want antigen komt vanaf buiten (MHC ||).
Cognate interaction: antigen
dependent/specific
Op grens van B en T cel gebied gaan deze met elkaar interacteren en dit is afhankelijk van of
ze hetzelfde antigeen herkennen = cognate interactie. B-cel herkend antigenen en bij binding
breekt die de antigenen af in de antigen processing pathway voor MHC || (extracellulair). De
helper T-cellen kunnen het antigen in deze MHC || herkennen. De T-cel raakt geactiveerd en
brengt CD40L tijdelijk tot expressie en daarmee kan die B-cel extra stimuleren door CD40
op de B-cel. Als een paar elkaar helpen gaan ze naar de medulla en daar krijg je eerst
expansie en en eerste plasmacellen en deze maken IgM (dag of 5 na infectie). Deze hebben
nog geen hoge affiniteit. De paren gaan terug naar B-cel follikel en gaan daar veel delen, de
, plek waar ze nu zijn noem je dan de germinal center (deze zie je alleen tijdens
immuunrespons).
Germinal center zie je alleen bij actief immuunrespons.
Je begint met DNA → transcriptie → DNA processing (mRNA) → protein
Als het een plasma cel wordt, wordt het membraan gedeelte van het eiwit eraf geknipt.
Germinal center → actieve B cell follikel
IgM wordt gemaakt door plasmacellen, regulatie hiervan gebeurt op RNA processing niveau.
Samenvatting: