Samenvatting MGZ Q3
Metabolisme
Glycolyse: De citroenzuurcyclus:
➔ Glycolyse levert 4 ATP, maar er gaat ook 2 ATP verloren;
Citroenzuurcyclus levert 34 ATP → samen 36 ATP
➔ Decarboxylase splitst 2x CO2 in de citroenzuurcyclus
➔ Cyclus 7x doorlopen → 8 co-enzym A moleculen!
➔ Uit de cyclus ontstaan ook aminozuren en vetzuren
➔ Acetyl-coA + oxaalazijnzuur (oxaalacetaat) = glucose
➔ Glucose kan alleen door de lever afgegeven worden aan
bloed, omdat alleen de lever het enzym glucose-6-
fosfatase heeft.
,De cori cyclus: in tumoren, anaerobe spieren of na fasting
In anaerobe omstandigheden wordt pyruvaat omgezet in lactaat via een reductiereactie.
Oxidatieve fosforylering:
Rode bloedcellen bevatten geen mitochondriën. Er kan hier dus geen citroenzuurcyclus en oxidatieve
fosforylering plaatsvinden → minder ATP opgeslagen in de vorm van NAD+
Hoe meer gereduceerd de koolstofatomen, hoe meer energie ze bevatten → daarom bevatten
vetten meer energie dan glucose. Omgekeerd geldt ook: hoe meer geoxideerd de koolstofatomen,
hoe minder energie ze bevatten → bij oxidatie komt energie vrij!
Reductie- en oxidatiereactie:
,Nuchtere fase (lang na het eten) → weinig glucose → bèta-oxidatie, gluconeogenese, glycogenolyse,
ketogenese → energievoorziening door afbraak van vetzuren
Bèta-oxidatie = vetzuren worden afgebroken tot glycerol en acetyl-coA. De glycerol kan weer
gebruikt worden voor de productie van glucose.
➔ Gestimuleerd door glucagon en adrenaline.
Gluconeogenese = vorming van glucose uit bv. Lactaat, oxaalacetaat of aminozuren. Dit kost energie.
➔ Voornamelijk in de lever, klein beetje in de nieren onder invloed van epinefrine en cortisol.
Glycogenolyse = omzetting van glycogeen tot glucose
Glycogenese = omzetting van glucose tot glycogeen
Ketogenese = vorming van ketonlichamen door afbraak van vetzuren en ketogene aminozuren mbv
transaminases. Energie komt vrij die in de hersenen, skeletspieren en het hart gebruikt wordt.
Proteolyse = eiwitten worden afgebroken tot aminozuren.
Ureumcyclus: afbraak van aminozuren
De ureumcyclus zorgt voor een veilige uitscheiding van stikstof uit aminozuren.
Circulatie
Diastole = hart ontspant zich en vult met bloed.
Systole = hart trekt samen om bloed rond te pompen.
➔ Sinusknoop = zendt elektrisch signaal uit waardoor het hart begint met samentrekken; wordt
beïnvloed door het autonoom zenuwstelsel.
, ➔ AV-knoop = zorgt voor de vertraging tussen de samentrekking van de atria en ventrikels; houdt
het elektrische signaal even vast voordat het doorgegeven wordt aan de ventrikels.
purkinjevezels zorgen er uiteindelijk voor dat de ventrikels geleidelijk samentrekken.
Bloed stroomt altijd van hoge naar lage druk!
Hartweefsel
De hartwand bestaat van binnen naar buiten uit: endocard, myocard, epicard en pericard.
Endocard = endotheellaag
Myocard = dikke laag hartspiercellen. Dit zijn dwarsgestreepte cellen die onderling verbonden zijn
door intercalair schijven. In deze intercalair schijven bevinden zich desmosomen, nexusverbinding
(gap junctions) en zonula adherens. Om iedere hartcel bevinden zich ook meerdere capillairen.
Epicard = bindweefsellaag
Pericard = hartzakje
Sinus coronarius = ader die het bloed uit de hartspier verzamelt en naar het rechteratrium voert.
Metabolisme
Glycolyse: De citroenzuurcyclus:
➔ Glycolyse levert 4 ATP, maar er gaat ook 2 ATP verloren;
Citroenzuurcyclus levert 34 ATP → samen 36 ATP
➔ Decarboxylase splitst 2x CO2 in de citroenzuurcyclus
➔ Cyclus 7x doorlopen → 8 co-enzym A moleculen!
➔ Uit de cyclus ontstaan ook aminozuren en vetzuren
➔ Acetyl-coA + oxaalazijnzuur (oxaalacetaat) = glucose
➔ Glucose kan alleen door de lever afgegeven worden aan
bloed, omdat alleen de lever het enzym glucose-6-
fosfatase heeft.
,De cori cyclus: in tumoren, anaerobe spieren of na fasting
In anaerobe omstandigheden wordt pyruvaat omgezet in lactaat via een reductiereactie.
Oxidatieve fosforylering:
Rode bloedcellen bevatten geen mitochondriën. Er kan hier dus geen citroenzuurcyclus en oxidatieve
fosforylering plaatsvinden → minder ATP opgeslagen in de vorm van NAD+
Hoe meer gereduceerd de koolstofatomen, hoe meer energie ze bevatten → daarom bevatten
vetten meer energie dan glucose. Omgekeerd geldt ook: hoe meer geoxideerd de koolstofatomen,
hoe minder energie ze bevatten → bij oxidatie komt energie vrij!
Reductie- en oxidatiereactie:
,Nuchtere fase (lang na het eten) → weinig glucose → bèta-oxidatie, gluconeogenese, glycogenolyse,
ketogenese → energievoorziening door afbraak van vetzuren
Bèta-oxidatie = vetzuren worden afgebroken tot glycerol en acetyl-coA. De glycerol kan weer
gebruikt worden voor de productie van glucose.
➔ Gestimuleerd door glucagon en adrenaline.
Gluconeogenese = vorming van glucose uit bv. Lactaat, oxaalacetaat of aminozuren. Dit kost energie.
➔ Voornamelijk in de lever, klein beetje in de nieren onder invloed van epinefrine en cortisol.
Glycogenolyse = omzetting van glycogeen tot glucose
Glycogenese = omzetting van glucose tot glycogeen
Ketogenese = vorming van ketonlichamen door afbraak van vetzuren en ketogene aminozuren mbv
transaminases. Energie komt vrij die in de hersenen, skeletspieren en het hart gebruikt wordt.
Proteolyse = eiwitten worden afgebroken tot aminozuren.
Ureumcyclus: afbraak van aminozuren
De ureumcyclus zorgt voor een veilige uitscheiding van stikstof uit aminozuren.
Circulatie
Diastole = hart ontspant zich en vult met bloed.
Systole = hart trekt samen om bloed rond te pompen.
➔ Sinusknoop = zendt elektrisch signaal uit waardoor het hart begint met samentrekken; wordt
beïnvloed door het autonoom zenuwstelsel.
, ➔ AV-knoop = zorgt voor de vertraging tussen de samentrekking van de atria en ventrikels; houdt
het elektrische signaal even vast voordat het doorgegeven wordt aan de ventrikels.
purkinjevezels zorgen er uiteindelijk voor dat de ventrikels geleidelijk samentrekken.
Bloed stroomt altijd van hoge naar lage druk!
Hartweefsel
De hartwand bestaat van binnen naar buiten uit: endocard, myocard, epicard en pericard.
Endocard = endotheellaag
Myocard = dikke laag hartspiercellen. Dit zijn dwarsgestreepte cellen die onderling verbonden zijn
door intercalair schijven. In deze intercalair schijven bevinden zich desmosomen, nexusverbinding
(gap junctions) en zonula adherens. Om iedere hartcel bevinden zich ook meerdere capillairen.
Epicard = bindweefsellaag
Pericard = hartzakje
Sinus coronarius = ader die het bloed uit de hartspier verzamelt en naar het rechteratrium voert.
