Samenvatting Algemene fysiologie H14 CVS

1
H 14 Cardiovasculair systeem CVS
CONTEXT

Het menselijke hart pompt 7200 liter bloed per dag door het lichaam.
 essentieel voor transport van:
 zuurstof, voedingsstoffen etc. naar de cellen
 afvoeren van afvalstoffen (zoals kooldioxide)
CVS FUNCTIONS

Functie
 Bij kleine weefsel is er diffusie voor O2 van hoge concentratie  lage
conc. Gebied
 Bij grote weefsels is de diffusie niet snel genoeg door de onderlinge
afstand
 CVS transporteert O2 -rijk bloed snel doorheen het lichaam
 Verwijderen van afval en warmte via excretie
 CO2 naar de longen brengen voor uitademing


Specifiek transport

O2 long  alle cellen via CVS
Voeding en water darm  alle cellen
Afval cellen  lever  urine
Immuumcellen, antilichamen witte bloedcellen  cellen die nood hebben
Hormonen endocriene cellen  doelcellen
Opsgeslagen voeding lever  alle cellen
Metabolisch afval alle cellen  nieren
Warmte alle cellen  huid
CO2 alle cellen  longen


Belang O2 , zuurstof en voedingsstoffen

5-10 seconden zonder O2  bewusteloos
5-10 minuten zonder O2  permanente hersenschade (infarct of bloeding)

Cellulaire processen hebben O2 nodig voor ATP, energie:
 Neuronen
 Actief transport
 Celsignalisatie
 Spiercontractie
 DNA synthese

ATP = glucose/lipiden/proteïne + O2

Hormonensysteem

Glucose:
 Pancreas produceert insuline, wat helpt om glucose uit het bloed naar
de cellen te transporteren
 Glucoseopslag = Insuline bevordert ook de opslag van overtollige
glucose als glycogeen in de lever en spieren.

, 2
H 14 Cardiovasculair systeem CVS
Stress:
 Bijnieren produceren cortisol, waardoor je lichaam meer energie
vrijmaakt door afbraak glycogeen
 Je lichaam ondervindt snellere reacties door de verhoogde energie

Sociaal contact, liefde:
 hypothalamus produceert oxytocine
 verlaagt de stressniveaus, bevordert gevoelens van verbondenheid en
liefde

CVS MEMBERS

 Hart
o Atrium = bovenste kamer, krijgt bloed van bloedvaten
o Ventrikel = onderste kamer, pompt bloed naar de bloedvaten
 Bloedvaten
o Weg van hart = arteriën
o Naar het hart = venen
 Bloedcellen en plasma
 Kleppen
o In hart
o In venen
o Zorgen voor een éénrichtingsstroom



CVS ANATOMY

Volgorde bloedstroom CVS

1. Rechter atrium ontvangt zuurstofarm bloed (blauw)
2. Gaat via kleppen door naar rechter ventrikel
3. Via de A. pulmonary bloed naar de longen
Pulmonary 4. Bloed wordt geoxideert in de longen
circulatie
5. Het zuurstofrijk bloed (rood) via V.pulmonary naar linker atrium
6. Via kleppen naar linker ventrikel
7. Stroomt in de A. aorta
8. Takt af in kleinere arteriën
9. Loopt door in capillairen waar O2 het bloed verlaat naar weefsel
10.Zuurstofarm bloed stroomt door in de venen

Systemische circulatie
= bloedstroming van de linkerzijde hart naar de weefsel en terug naar de
rechterkant

 A. Coronaria  eerste tak van de aorta die het hart bevloeidt
 V. Coronaria  bloed van de capillairen stromen hierin verder naar het
rechteratrium in de sinus coronaria
 Ascending arteries  vanaf aorta naar de armen, hoofd en hersenen
 Abdominal arteries  naar romp en organen

, 3
H 14 Cardiovasculair systeem CVS
o V. Hepatic portal  van darm naar lever (= waar bloed wordt
gezuiverd voor verderzetting in de bloedbaan)
o A. Hepatic  van aorta naar lever
o A. Renalis  van aorta naar nier
o Portal system = twee capillairbedden + hepatic portal vein
 Descending arteries  bekken en benen

Speciale regeling:

1. Darm & lever
2. Nieren
3. Hypothalamic – hypophyseal system



PRESSURE, VOLUME, FLOW & RESISTANCE

Druk P

 Bloed stroomt van hoge druk gebieden  lage druk gebieden !
 Contractie hart  hoge druk , bloed stroomt weg
 Relaxatie, expansie van de hartkamers  druk daalt
 Door wrijving tussen bloed en bloedvatwanden  druk daalt
 Bloed verder van hart  druk daalt respectievelijk
 Aorta & arteriën  hoge druk
 Venae cavae  lage druk
Driving pressure = door contractie van de ventrikels zal er een hoge druk in
het bloed ontstaan en zal deze vloeien naar bloedvaten met een lagere druk
Fluid flow = druk gradiënt
Hydrostatische druk = niet bewegende vloeistof, ondanks is dit wel bij het CVS
Weerstand R

 CVS neemt pad met minste weerstand
 Hogere weerstand zorgt voor een lagere flow
 Bepaald door:
o Radius tube (r)  beinvloedende factor
 Daling van r  vasoconstructie  trage blood flow
 Stijging van r  vasodilatatie  snelle blood flow
o Length tube (L)
o Viscosity fluid (η)

Flow = 1/weerstand

Flow rate Q

 Volume, hoeveel bloed dat doorstroomt per tijd (L / min)
 5L/min gemiddeld door aorta in rust
 ≠ velocity , hoe snel
 Snelle v bij smalle doorgangen <-> traag bij brede doorgangen (A)