Alleen ABC vragen tijdens de toets, cesuur is 70%.
Op padlet kan je vragen stellen. Je moet de hele reader kennen. Wevers kan je mailen voor een
account voor NSCU, om de video’s te bekijken.
Wat is drukken
Het verfraaien van een stof.
Substraat: het materiaal waarop je drukt, dat hoeft geen doek te zijn, kan ook garen zijn.
Aantal drukkerijtermen:
• Dessin: een patroon, design wat zich steeds herhaalt. Meestal een figuur.
• Rapport: hoe breed hoe hoog is zo’n dessin, is meestal horizontaal verticaal even breed,
hoeft niet altijd.
• Verzet: als je niet een perfect vierkant hebt bij je rapport, er komt een stukje bij aan, verzet.
• Drukrapport: is afhankelijk van de afmetingen van je raamwerk. Of de afmetingen van de
sjabloom.
• Kleurstelling: uit hoeveel kleuren een bepaald ontwerp ontstaat.
• Dekkingsgraad: hoeveel kleurstof heb je nodig om een stuk te drukken. Hoeveel stof je
bedekt met verf.
• Overdruk: je drukt twee keer over elkaar heen, je substraat is al gekleurd, hier druk je
opnieuw overheen.
• Opdruk: is het tegenovergestelde als overdruk, een doek wat nog niet gekleurd is bedrukken.
3 druk technieken:
• Direct printing (directdruk): direct op je substraat drukken, dit wordt vaak toegepast met
sjablomen of digitale printen.
, • Discharge printing (etsdruk): hierbij maak je gebruik van chemicaliën, met chemicaliën druk
je op een voor-geverfd doek. De chemicaliën verwijderen de verf, waardoor je een print
krijgt. Een soort bleken.
• Resist printing (reservedruk): dit doek bedrukken ze met wax, dit kan bijenwas zijn. Met deze
was maak je vormen. Als je het dan gaat verven, dan verft het alleen datgene waar geen was
op zit. Dit kan ook met bepaalde chineese pap maar ook met citroenzuur (chemische kant
van resist printing). Tie Dye is ook een versie van reservedruk.
Je moet weten welke techniek het meest geschikt is voor bepaalde stoffen / designs.