Paragraaf 1
Voedingsmiddelen bestaan uit voedingsstoffen
- Voedingsstoffen zijn nodig omdat:
Bouwstoffen voor groei
Brandstoffen voor energie
Reservestoffen
Beschermende stoffen
Energie:
- Voor alles wat je lichaam doet heb je energie nodig
- Energie halen wij uit voedsel
- Hoeveel energie je nodig hebt hangt af van: leeftijd, geslacht, grootte van je lichaam en hoe
actief je bent.
De 6 verschillende voedingsstoffen zijn:
1. Koolhydraten
2. Eiwitten
3. Vetten
4. Vitamines
5. Mineralen
6. Water
1. Koolhydraten: belangrijkste energiebron voor je lichaam
- In voedsel komen 3 soorten koolhydraten voor: suikers, zetmeel en
vezels
- Je hebt enkelvoudige-en complexe koolhydraten
Enkelvoudige koolhydraten: vind je in producten als melk, fruit en
groenten. Cake, snoep en andere producten met suiker leveren veel
energie, maar minder vitamines, mineralen en vezels
Complexe koolhydraten: leveren vitamines, mineralen en vezels. Voedsel
zoals brood, rijst, peulvruchten, pasta en aardappelen
- Aardappelen, pasta en voedingsmiddelen die van granen worden
gemaakt, bevatten zetmeel. Zetmeel bestaat uit complexe
koolhydraten.
- Complexe koolhydraten bestaan uit lange ketens van enkelvoudige
koolhydraten, deze ketens zijn te groot om door het bloed te worden
opgenomen. het bloed moet ze daarom eerst afbreken in suikers
- Ook vezels zijn complexe koolhydraten. Het lichaam kan vezels
niet afbreken. Toch heeft je lichaam ze nodig, omdat vezels
helpen bij het soepel laten werken van het verteringsstelsel.
Vezels zitten in: granen, volkorenbrood, groenten en fruit
, 2. Eiwitten-> voor het bouwen, herstellen en vervangen van cellen, voor de
opbouw van spieren en voor het maken van nieuwe huidcellen als je huis is
beschadigd.
- Er zijn dierlijke-en plantaardige eiwitten:
Dierlijke eiwitten-> zitten in vlees, gevogelte, vis, eieren en
zuivelproducten
Plantaardige eiwitten-> zitten in bonen en
noten
3. Vetten-> hier haalt je lichaam energie uit, nodig voor het opnemen van
vitamines, vetten beschermen je interne organen en de celmembranen van je
cellen bestaan voor een deel uit vet.
- Er zijn 3 soorten vetten: verzadigde-en onverzadigde vetten en transvetten
Verzadigde vetten-> zitten in boter, room, braad-en bakvet en
vlees. Ze zijn vast op kamertemp. Verzadigde vetten kunnen tegen
de binnenkant van je bloedvaten blijven plakken, waardoor het
risico op hart -en vaatziekte toeneemt.
Onverzadigde vetten-> zijn vloeibaar op kamertemp. Deze
vetten zitten in: zaden, vette vissoorten, avocado en
plantaardige oliën. Dit zijn gezonde vetten, maar je moet er
niet te veel van eten.
Transvetten-> is een speciaal soort onverzadigd vet. Transvet
is vloeibaar vet dat chemisch veranderd als het niet op
kamertemp. Blijft. Als je hier te veel van eet loop je risico op
hart -en vaatziekten en bepaalde soorten kanker.
Transvetten zitten in: margarine, gefrituurd voedsel en
koekjes.
- Als je meer vet eet dan je verbruikt, slaat je lichaam dat vet op. Als
je meer koolhydraten eet dan je nodig hebt, zet je lichaam deze om
in vet. Ook dat vet sla je op. Als dit vaak gebeurd word je zwaarder.
In dat geval is het eten van vetten en koolhydraten wel ongezond.
4. Vitamines en mineralen-> nodig om te groeien, om allerlei functies
te regelen en om zich te beschermen tegen ziektes. Deze zitten in
groenten, fruit, zuivelproducten, vlees en brood
- de hoeveelheden vitamines en mineralen die je lichaam
verbruikt is klein. Toch heb je ze hard nodig om gezond te
blijven.
- De meeste vitamines zitten in voedingsmiddelen, maar je
lichaam maakt ze ook zelf aan. Bijv. vitamine D, je lichaam maakt dit zelf maar ook als er
zonlicht op je huid schijnt.
5. Water-> je cellen hebben water nodig om goed te kunnen werken.
- Je lichaam kan de meeste stoffen alleen opnemen als ze door water zijn opgelost