Inhoudsopgave
Basisboek
Hoofdstuk 3 Financiële overzichten...........................................................................................................................1
Hoofdstuk 4 Ondernemingsplan..................................................................................................................................2
Bedrijfseconomie
Hoofdstuk 5 Investeringsprojecten.............................................................................................................................3
Hoofdstuk 6 Werkkapitaalbeheer...............................................................................................................................7
Hoofdstuk 9 Beoordeling van de financiële structuur.......................................................................................11
, Hoofdstuk 3 Financiële overzichten
Vaste activa (fixed assets): bewijzen langer tijd dus meer dan een jaar in de
onderneming bijvoorbeeld een bedrijfsgebouw.
Vlottende activa (current assets): zijn binnen een jaar niet meer in de onderneming
dus zoals voorraad.
Eigen vermogen (equity, owner’s equity): is geld van de eigenaar waar die de
onderneming mee opzet.
Vreemd vermogen (debt liabilities): geld van schuldeisers dus geld dat door een
lening in he bedrijf zit. Dus een lening van de bank.
Activa (assets): debetzijde van de balans, de productiemiddelen waarin een
onderneming heeft geïnvesteerd.
Passiva (liabilities and equity): creditzijde van de balans, de financieringsvorm van
de onderneming
Resultatenrekening (income statement): staan de opbrengsten en kosten binnen
een periode op. Het is een moment opname.
Opbrengsten (turnover): verhogen vermogen, omzet van de debiteuren het eigen
vermogen.
Kosten (costs): Verlagen het eigen vermogen bijvoorbeeld afschrijvingen
Uitgaven (expense): daadwerkelijk geld in de onderneming komt.
Lineaire afschrijving (straight line depreciation): elk jaar hetzelfde bedrag afgelost.
Degressieve afschrijving ( declining balance method): Wordt gebruikt bij als een
productiemiddel is de eerste jaren meer prestaties levert dan in latere jaren. Dit zorgt
ervoor dat de afschrijvingen in de beginjaren hoger zijn dan in latere jaren er bestaan
twee methodes om dit te bereiken:
Sum of the year’s digits method, waarbij jaarlijkse afschrijving bepaald wordt
door een afnemende wegingsfactor namelijk de resterende levensduur in jaren.
Boekwaardemethode (declining Balance method): waarbij een vast
percentage van de boekwaarde wordt afgeschreven. De boekwaarde is de waarde
na aftrek van de afschrijvingen die in eerder jaren gepleegd zijn.
Voorzieningen (provisions): dienen gevormd te worden in geval van mogelijke
toekomstige verplichtingen die zich als gevolg van de bedrijfsuitoefening in het afgelopen
jaar kunnen voordoen.
Eigenvermogen kan je berekenen door:
Beginsaldo EV
+ Opbrengsten
- Kosten
+ Privé stortingen
- Privé opnames
= Eindsaldo EV
Basisboek
Hoofdstuk 3 Financiële overzichten...........................................................................................................................1
Hoofdstuk 4 Ondernemingsplan..................................................................................................................................2
Bedrijfseconomie
Hoofdstuk 5 Investeringsprojecten.............................................................................................................................3
Hoofdstuk 6 Werkkapitaalbeheer...............................................................................................................................7
Hoofdstuk 9 Beoordeling van de financiële structuur.......................................................................................11
, Hoofdstuk 3 Financiële overzichten
Vaste activa (fixed assets): bewijzen langer tijd dus meer dan een jaar in de
onderneming bijvoorbeeld een bedrijfsgebouw.
Vlottende activa (current assets): zijn binnen een jaar niet meer in de onderneming
dus zoals voorraad.
Eigen vermogen (equity, owner’s equity): is geld van de eigenaar waar die de
onderneming mee opzet.
Vreemd vermogen (debt liabilities): geld van schuldeisers dus geld dat door een
lening in he bedrijf zit. Dus een lening van de bank.
Activa (assets): debetzijde van de balans, de productiemiddelen waarin een
onderneming heeft geïnvesteerd.
Passiva (liabilities and equity): creditzijde van de balans, de financieringsvorm van
de onderneming
Resultatenrekening (income statement): staan de opbrengsten en kosten binnen
een periode op. Het is een moment opname.
Opbrengsten (turnover): verhogen vermogen, omzet van de debiteuren het eigen
vermogen.
Kosten (costs): Verlagen het eigen vermogen bijvoorbeeld afschrijvingen
Uitgaven (expense): daadwerkelijk geld in de onderneming komt.
Lineaire afschrijving (straight line depreciation): elk jaar hetzelfde bedrag afgelost.
Degressieve afschrijving ( declining balance method): Wordt gebruikt bij als een
productiemiddel is de eerste jaren meer prestaties levert dan in latere jaren. Dit zorgt
ervoor dat de afschrijvingen in de beginjaren hoger zijn dan in latere jaren er bestaan
twee methodes om dit te bereiken:
Sum of the year’s digits method, waarbij jaarlijkse afschrijving bepaald wordt
door een afnemende wegingsfactor namelijk de resterende levensduur in jaren.
Boekwaardemethode (declining Balance method): waarbij een vast
percentage van de boekwaarde wordt afgeschreven. De boekwaarde is de waarde
na aftrek van de afschrijvingen die in eerder jaren gepleegd zijn.
Voorzieningen (provisions): dienen gevormd te worden in geval van mogelijke
toekomstige verplichtingen die zich als gevolg van de bedrijfsuitoefening in het afgelopen
jaar kunnen voordoen.
Eigenvermogen kan je berekenen door:
Beginsaldo EV
+ Opbrengsten
- Kosten
+ Privé stortingen
- Privé opnames
= Eindsaldo EV