Boekverslag – Een ontgoocheling – Willem Elsschot
De Keizer was sigarenfabrikant. Zijn sigaren werden alleen gerookt door zijn
familie, door zijn vrienden en en door zijn kennissen. De sigaren waren niet
van een al te beste kwaliteit.
De zoon van de Keizer heet Kareltje en zijn vader wil graag dat hij advocaat
zal worden.
Van Tichelen is de slager. De slager is een goede vriend van de Keizer. De
slager haalt de Keizer over om mee te gaan naar een café annex bordeel.
De vrouw van van Tichelen vertrouwde haar man al niet en besluit met de
vrouw van de Keizer en Kareltje de twee mannen te volgen.
De Keizer zei later tegen z’n vrouw dat hij wel meegegaan was, maar alleen
maar toegekeken had.
Kareltje gaat met z’n vader regelmatig maar naar allerlei cafés.
Als Kareltje naar het gymnasium gaat, krijgt hij ook Latijn. Latijn ligt hem niet
erg en hij blijft dan ook drie jaar in de eerste klas zitten, waarna hij van school
afgaat. Dit wordt hem niet in dank afgenomen door zijn vader die enkele
maanden nijdig is op Kareltje.
Kareltje doet nu niets anders dan eten, slapen en door de stad slenteren want
hij gaat immers niet meer naar school
Door middel van de broer van de Keizer komt Kareltje op een kantoor terecht
waar hij kantoorjongen wordt. Op dit kantoor leert hij Stockmans kennen.
Stocjnabs is een figuur die het kantoor beduvelt met zijn postzegelhandel.
Na een mislukte boodschap besluit Kareltje om niet meer naar kantoor te
gaan.
De broer van de Keizer komt weer met een idee. Kareltje zou kunnen gaan
werken in een drukkerij. Aldus geschiede, Kareltje gaat werken bij een
drukkerij.
Alhoewel Kareltje wel wordt gepest met z’n iets te grote hoofd, weet hij het
goed uit te houden bij de drukkerij.
Op een dag, als hij een paar pakjes moet bezorgen met een hondenkar, komt
hij twee vroegere schoolvrienden tegen met wie hij een poosje gaat knikkeren.
De keizer verliest z’n voorzitterschap van de kaartvereniging aan Dubois, een
kolenhandelaar.
De Keizer haat deze Dubois en wil dan ook eerst geen kolen kopen van hem,
maar wordt wel gedwongen door Dubois omdat het roken in het café anders
verboden zou worden en dan zou de Keizer een groot deel van zijn
klantenkring kwijtraken.
De Keizer was sigarenfabrikant. Zijn sigaren werden alleen gerookt door zijn
familie, door zijn vrienden en en door zijn kennissen. De sigaren waren niet
van een al te beste kwaliteit.
De zoon van de Keizer heet Kareltje en zijn vader wil graag dat hij advocaat
zal worden.
Van Tichelen is de slager. De slager is een goede vriend van de Keizer. De
slager haalt de Keizer over om mee te gaan naar een café annex bordeel.
De vrouw van van Tichelen vertrouwde haar man al niet en besluit met de
vrouw van de Keizer en Kareltje de twee mannen te volgen.
De Keizer zei later tegen z’n vrouw dat hij wel meegegaan was, maar alleen
maar toegekeken had.
Kareltje gaat met z’n vader regelmatig maar naar allerlei cafés.
Als Kareltje naar het gymnasium gaat, krijgt hij ook Latijn. Latijn ligt hem niet
erg en hij blijft dan ook drie jaar in de eerste klas zitten, waarna hij van school
afgaat. Dit wordt hem niet in dank afgenomen door zijn vader die enkele
maanden nijdig is op Kareltje.
Kareltje doet nu niets anders dan eten, slapen en door de stad slenteren want
hij gaat immers niet meer naar school
Door middel van de broer van de Keizer komt Kareltje op een kantoor terecht
waar hij kantoorjongen wordt. Op dit kantoor leert hij Stockmans kennen.
Stocjnabs is een figuur die het kantoor beduvelt met zijn postzegelhandel.
Na een mislukte boodschap besluit Kareltje om niet meer naar kantoor te
gaan.
De broer van de Keizer komt weer met een idee. Kareltje zou kunnen gaan
werken in een drukkerij. Aldus geschiede, Kareltje gaat werken bij een
drukkerij.
Alhoewel Kareltje wel wordt gepest met z’n iets te grote hoofd, weet hij het
goed uit te houden bij de drukkerij.
Op een dag, als hij een paar pakjes moet bezorgen met een hondenkar, komt
hij twee vroegere schoolvrienden tegen met wie hij een poosje gaat knikkeren.
De keizer verliest z’n voorzitterschap van de kaartvereniging aan Dubois, een
kolenhandelaar.
De Keizer haat deze Dubois en wil dan ook eerst geen kolen kopen van hem,
maar wordt wel gedwongen door Dubois omdat het roken in het café anders
verboden zou worden en dan zou de Keizer een groot deel van zijn
klantenkring kwijtraken.