PERIODEWEEK 2: materiaaleigenschappen............................................................................................1
PERIODEWEEK 3: R-ladder, circulariteit en labels...................................................................................2
PERIODEWEEK 4: materiaalpaspoorten en levencyclus..........................................................................3
PERIODEWEEK 5: hoogwaardig hergebruik en toepassingen.................................................................4
PERIODEWEEK 6: traditioneel vs circulair/biobased...............................................................................6
PERIODEWEEK 7: GPR en MPG...............................................................................................................7
, PERIODEWEEK 2: materiaaleigenschappen
Elk materiaal heeft andere eigenschappen = bepaalt welk materiaal je gebruikt
Verschillende materiaal eigenschappen (niet allemaal):
1. Mechanisch: vermogen om bestand te zijn tegen uitgeoefende fysieke krachten.
druksterkte, treksterkte, elasticiteit, vervormbaarheid, buigsterkte , hardheid
eenheid = N/mm2
2. Thermisch: vermogen om bestand te zijn tegen warmte, of om warmte vast te houden
Soortelijke warmte = hoeveelheid warmte die er nodig is om 1KG 1 K/C te stijgen > (J/(kg*K))
Thermische geleidbaarheid = geeft aan hoe goed materiaal geleid > (W/m*K)
Thermische stabiliteit = hoe goed is het bestand tegen koud en hitte
Uitzettingscoëfficiënt = hoe snel materiaal uitzet > (10^-6m/m K-¹)
3. Chemisch: uit welke moleculen materiaal is opgebouwd en hoe snel het reageert met omgeving.
brandbaarheid, chemische stabiliteit, giftigheid, stroomgeleidbaarheid, zuur / vochtbestendigheid
4. Fysisch: Kenmerken die kunnen veranderen, zonder chemische samenstelling te veranderen.
Electrische weerstand: in welke mate het doorgang van stroom belemmerd > (ohm, Ω)
Soortelijke warmte: hoeveelheid om 1KG 1 K/C te stijgen > (J/(kg*K))
Thermische uitzetting: hoeveelheid uitzetting onder tempstijging >(10^-6m/m K-¹)
Soortelijke massa = dichtheid: hoeveel massa in bepaald volume zit >(ρ rho, kg/m³)
Warmtegeleidingsvermogen: hoe goed geleiding van warmte is H>L >(λ, W/m*K)
Zelfontbrandingstemperatuur: laagste temp waarbij stof ontbrand >(°C, °F)
5. Akoestisch: hoe goed het materiaal geluid doorlaat
Isolerende werking: hoe goed materiaal geluid ‘afstoot’ > (W/m², dB)
6. Ecologie/biologie: materialen uit de natuur
Bio compatibiliteit: of materiaal schadelijke of nadelige effecten heeft op levende cellen.
Biologische afbreekbaarheid: is het materiaal biologisch afbreekbaar?
Houdbaarheid: hoelang is het materiaal houdbaar?
Toxische eigenschappen: heeft het schadelijke invloed op organisme?
7. Verloop van tijd: materiaal eigenschappen kunnen in verloop van tijd veranderen/verslechteren
Veroudering(nadelig),Vermoeiing(bezwijken door lange druk), Slijtage(kleiner worden),
Rotting
Vb: hout vergrijst in verloop van tijd of beton dat moet drogen voor gewenste sterkte.
Kan hiertegen beschermd worden met coting
8. (an)isotropie: verschijnsel bij materialen dat verschillende richtingen bevat, en daardoor de
eigenschappen niet in iedere richting hetzelfde zijn
= bepaalde richtingen sterker dan in andere richtingen = gedraagt zich anders in andere posities
isotroop = vertoont in elke richting dezelfde eigenschappen = bijna elk materiaal
Vb: hout bestaat uit vezels
Fysisch is ook vorm van mechanica, en eigenlijk alles is fysisch
Leer traditionele bouwmaterialen overzicht
Impact op het milieu: hoe gedraagt materiaal zich in milieu en welk materiaal kies je om het milieu zo min
mogelijk te belasten? Elke stap in het proces heeft impact op het milieu
1. Eindig of hernieuwbaar ?
2. Wat is de Energiebehoefte om materiaal op plek te krijgen en te functioneren?
3. Manier en locatie = hoe komt het er?
4. Hoe lang gaat het mee?
5. Hoe kan je het Hergebruiken?
Prefabriceren = manier van bouwen waarbij onderdelen van te voren gemaakt zijn in fabriek
1