Deel 1 Inleiding
H1 Het vakgebied kinder- en jeugdpsychiatrie
- Kinder- en jeugdpsychiatrie = medisch specialisme
- Psychische stoornis = samenstel van problemen op gebied van cognitieve functies,
emotieregulatie of gedrag
- Psychopathologie = wetenschap van geestelijk of psychisch lijden
o Psychiatrie = toegepaste wetenschap (praktijk)
o Psychopathologie = theoretische en empirische kennis van psychische stoornissen
(wetenschap)
- Ontwikkelingspsychopathologie (Achenbach, 1974) = voor kind- en jeugdpsychiatrie
- 2 benaderingen in psychiatrie
1) Empathisch begrijpende (verstehende) —> intuïtief begrijpen
2) Systematisch relationeel verklarende (erklarende) —> wetenschappelijke kennis
- Verschil kinder- en jeugdpsychiatrie van volwassenpsychiatrie
o Kinderen zoeken niet zelf hulp
o Kinderen zijn afhankelijk van gezin, hun functioneren houdt verband met
gezinssituatie
o Ontwikkeling speelt centrale rol
o Bij diagnostiek informatie van informanten (ouders/leerkracht) sterk meegewogen
o Interventietechnieken zijn anders dan bij volwassenen
H2 Diagnostiek
Inleiding
Diagnostisch proces bestaat uit 2 onderdelen
1) Verkrijgen van info over klachten/symptomen (diagnostisch onderzoek)
2) Maken van conclusie (stellen van diagnose)
—> dit is nodig om de beste behandeling te kiezen
Meerdere informatiebronnen
Vier belangrijkste bronnen:
1) Ouders —> hun visie op functioneren van kind is doorslaggevend
2) Leerkrachten —> gedrag observeren in taakgerichte situatie, vergelijken met leeftijdsgenoten
3) Kinderen en jeugdigen zelf —> inzicht in dingen die ouders niet altijd weten
4) Hulpverleners (arts, psycholoog)
Hoe wordt diagnostische informatie verkregen
- Het verzamelen van diagnostische gegevens = een proces van opsporen van kenmerken
(gedrag, cognitieve-, sociale functies of lichamelijke/hersen afwijkingen) die het ene individu
onderscheiden van andere individuen
- 3 methoden om diagnostische gegevens te verkrijgen
1) Ongestructureerde methoden —> gesprek met ouders/kind of observatie
2) Gestructureerde methoden —> vragenlijst of gestandaardiseerde observatie
3) Gestandaardiseerde test/onderzoek —> psychologische test of technisch onderzoek (MRI)
Onderdelen van diagnostisch onderzoek (tabel blz 12)
1) Info ouders —> hoofdklacht
a. Dagelijks functioneren
§ lichamelijke gezondheid
1
, § prestatieniveau (schoolprestaties, taal, motoriek, concentratie, IQ)
§ gedrag (antisociaal, hanteerbaar, gewoonten, eten, zindelijk, alcohol/drug)
§ activiteiten (stilzitten overdag, slapen ‘nachts)
§ stemming (angst, zenuwachtig
§ contact (met ouders, broer/zus, leeftijdgenoten + afhankelijk?)
§ gewetensfunctie (voelt zich schuldig)
§ seksuele functies
b. Ontwikkelingsanamnese
§ zwangerschap/geboorte
§ eerste levensmaanden
§ motorische ontwikkeling
§ slapen/eten
§ taal- en spraakontwikkeling
§ ontwikkeling gehechtheid en sociale relaties (crèche)
§ schoolverloop
§ levensgebeurtenissen en eerdere gedrags/emotionele problemen
c. Gezinsanamnese à interactie ouder/kind + gezinsactiviteiten
d. Familieanamnese à komen er aandoeningen in de familie voor?
2) Info leerkracht —> leerprestaties, relatie tot leerkracht, relatie tot medeleerlingen,
schoolklimaat, gedrag (klas/plein)
3) Info kind
o Cognitief/emotioneel onderzoek —> IQ test en schoolvorderingstest
o Lichamelijk onderzoek —> algemeen, neurologisch, technisch
o Psychiatrisch onderzoek
• Vraaggesprek
- School
- Vrienden
- Hobby’s en andere activiteiten
- Gezin
- Angsten
- Zorgen
- Zelfbeeld
- Stemming
- Lichamelijke klachten (slapen)
- Agressie en antisociaal gedrag
- Alcohol, drugs, gokken, gamen (bij jeugdigen va 12 jaar)
- Seksualiteit (bij jeugdigen va 12 jaar)
- Traumata/psychosociale stressoren
• geven van opdrachten/taken
- fijne motoriek
- grove motoriek
- lichaamsbesef
- tekenen
- spel
- rekenen
- taal
• observatie tijdens het gesprek
- algemeen (uiterlijk + bewustzijn)
- motoriek
- zintuigen (+ oog/hand coördinatie)
- prestatieniveau en denken
- aandacht, impulsiviteit, frustratietolerantie, over/onderactiviteit
2
, - contact
- stemming en affect
- gedrag algemeen
- gewetensfunctie
- spel
Hulpverleningsproces (tabel blz 13)
Aanmelding —> diagnostisch onderzoek —> diagnostische formulering —> behandeling —>
evalueren behandeling —> uitkomst evaluatie
De aanmelding
Meestal door ouders of leerkrachten. Tussen 12 en 16 jaar is instemming van ouders nodig voor
krijgen van hulp. Na 16 jaar kan kind zelfstandig hulp zoeken
Hulpvraag en uitdiepen hoofdklacht
- In eerste contact wordt reden van komst uitgevraagd
- Beeld krijgen van de ernst en acuutheid van problemen
Vragenlijsten
- Een gesprek heeft vaak de voorkeur, maar nadeel is betrouwbaarheid
- Vragenlijst is wel gestandaardiseerd, maar nadeel is dat niet alles aan bod komt
- 2 soorten vragenlijsten
1) Generieke vragenlijst —> breed scala van problemen kan worden vastgesteld
2) Gericht op specifiek gebied (bijv ADHD)
- 2 veelgebruikte vragenlijsten
1) CBCL (ouders), TRF (leerkracht) , YSR (kind/jeugdige zelf)
2) SDQ = sterke kanten en moeilijkheden
Diagnostisch onderzoek (gegevens verzamelen) —> zie tabel blz 12 + hierboven
Diagnostische formulering
- = Orde brengen in de gegevens en een diagnose stellen
- Vergelijken en integreren van de informatie à beeld van het functioneren vh kind
- Diagnose in engere zin
o Syndroom/stoornis: een aantal bij elkaar voorkomende stoornissen
o Classificatie systeem DSM (Diagnostic and Statistical Manuel of Mental Disorder)
o In DSM moet een minimaal aantal criteria aanwezig zijn om in aanmerking te komen
voor classificatie
- Etiologische en prognotistische hypothesen (oorzaken)
o Risico- en beschermende factoren (in kind, gezin, omgeving + in heden en verleden)
o Genetische risico’s spelen belangrijke rol
o Overdracht via omgevingsfactoren (ouder-kindrelatie)
- Diagnostische formulering (beschrijvende diagnose/structuurdiagnose)
o Classificeren volgens DSM à een aantal kenmerken van het ene kind is gelijk met
andere kinderen die die stoornis hebben
o Meer op individu toegepaste informatie = beschrijvende diagnose
• Leeftijd en geslacht
• IQ
• DSM-5 classificatie
• Overige symptomen
• Ontstaan en beloop vd klachten
3
, • Effect van symptomen op functioneren
• Risico- en beschermden factoren
Behandeling en evaluatie
- Effecten (korte en lange termijn) worden geëvalueerd
- Vergelijken van huidig functioneren met gegevens over functioneren voor de behandeling
- Behandeling aanpassen evt.
Deel 2 Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen
H3 Leerstoornissen —> Hoeft niet
H4 Spraak- en taalstoornissen —> Hoeft niet
H5 Autismespectrumstoornis
- 70 jaar geleden wist vrijwel niemand wat autisme was
- Autisme is een samenstelling van symptomen dat als continuüm gezien wordt (geen goed
afgrensbare stoornis)
Inleiding
- In 1943 publiceerde kinderpsychiater Leo Kanner de beschrijving —> autistics disturbance of
affective contact
- In 1944 beschreef Asperger —> autistische psychopaten
- Tegenwoordig: een continuüm dat beschreven wordt met ASS of Angelsaksiche literatuur
ASD (=Autism Spectrum Disorder)
o Stoornissen in de ontwikkeling van sociale en communicatieve vaardigheden
o Stoornissen in de ontwikkeling van leeftijdsadequate interesses, gedragspatronen en
activiteiten
- Er is geen onderverdeling meer in DSM-5 (PDD-NOS, Rett-syndroom, Kanners autisme etc)
—> Dit omdat genetisch en neurologisch onderzoek geen verschillen kon aantonen.
- Bij gewone ASS —> achteruitgang in sociaal gedrag en taalvdgh na normale ontwikkeling
(tussen 12 en 24 maand)
- Bij desintegratieve stoornis (extreme vorm) —> na minimaal 2 jaar normale ontwikkeling
Diagnostische kenmerken
Twee hoofdkenmerken:
1) Problemen met wederkerige sociale communicatie en interactie
2) Beperkte, repetitieve gedragspatronen, interesses en activiteiten
—> Problemen zijn vanaf vroege kindertijd aanwezig + beperken het dagelijks leven
- Diagnose ASS kan vanaf 3 jaar
- Diagnose obv gedragskenmerken (er zijn geen biologische markers voor ASS)
- De lichte gevallen + kinderen met hogere IQ zijn moeilijk te herkennen op jonge leeftijd
- De diagnose wordt eerder gesteld bij:
o Kinderen van hoogopgeleide ouders
o Kinderen die een ouder broertje/zusje hebben
Problemen met wederkerige sociale communicatie en interactie
Kern van ASS:
- Problemen met reciproque (=wederkerig) sociale communicatie en interactie
- Problemen met het vermogen om relaties met anderen aan te gaan
De problemen zijn onder te verdelen in:
1) Deficiënties (=een tekort) in de sociaal emotionele wederkerigheid
4