Samenvatting OWG 2.8 - dalen en dwalen

OWG 2.8 Dwalen en dralen
Baringsmechanisme bij achterhoofdsligging, achterhoofd voor (AAV)
(aalv)

Bij een achterhoofdsligging

 - Is de ligging; een hoofdligging
 - Is het voorliggende deel; het
achterhoofd
 - Is de houding; een flexieligging
 - Is het aanwijspunt; het achterhoofd
 - Is de excentrische pool; het
achterhoofd
 - Zijn de distantiae van het hoofd die
Kenmerken het bekken

passeren; de distantia suboccipito-
frontalis

(10cm) en de distantia biparietalis
(9,5 cm)

 - Is het draaipunt; de achterste
haargrens

Incidentie Bij 96% van de bevallingen
Achterhoofdsligging (houding A), Achterhoofd
Schrijfwijzer (aanwijspunt a), Voor (stand v) = Aav
Of Occiput (O), Anterior (A) = OA
Uitwendig onderzoek: hoofdligging
Diagnose Vaginaal toucher: kleine fontanel in of dicht
bij de bekkenas
De rug van het kind bevind zich tijdens
de aterme periode bij ongeveer

 - 70% van de kinderen linksvoor
 - 25% rechtsachter
 - 5% rechtsvoor of linksachter.

Indalen begint vaak achterhoofd
linksvoor (Aalv/LOA). Door de
dwars ovale vorm van de
bekkeningang daalt het hoofd in
een dwarse of in een schuine
stand in (meestal Aaldw/LOT)

Omdat het hoofd over het
promontorium moet kantelen
*draaiing om de sagittale as),
Hodge 1 staat de schedel op Hodge 1 in
asynclitismus. De pijlnaad staat
voor de bekkenas, zodat er sprake

, is van een asynclitismus posterior.


1

Hodge 2




Het hoofd is in dit vlak ongeveer voor een
derde ingedaald

Er treedt meer flexie op (draaiing om de
frontale as) waardoor de kleine fontanel
dichter bij de bekkenas komt te staan

Het hoofd kantelt nu iets meer over het
promontorium. De pijlnaad staat bijna in de
bekkenas. Synclitismus wordt bereikt tussen
Hodge 2 en Hodge 3




Hodge 3


Het hoofd is ongeveer voor de helft
ingedaald. De grootste diameter van het
hoofd (de distantia biparietalis) is nu de
bekkeningang gepasseerd. Het kind kan in
principe vaginaal geboren worden.

Het hoofd is nu helemaal om het
promontorium heen gedraaid. De pijlnaad
staat achter de bekkenas (asynclitismus
anterior)

De flexie van het hoofd neemt verder toe. E
kleine fontanel komt dichter bij de bekkenas
te staan en er ontstaat een excentrische pool



Het achterhoofd draait naar voren
(draaiing om de lengteas)

Inwendige spildraai Het is nodig om de bekkenuitgang,
waarvan de voor achterwaartse afmeting
groter is dan de dwarse afmeting, te
kunnen passeren. Bij de meeste vrouwen
is de inwendige spildraai voltooid als het
hoofd de bekkenbodem heeft bereikt.

, Komt tot stand door:

 - De vorm van het baringskanaal:
vanaf Hodge 3 /

o-station buigt het baringskanaal 90
graden naar

voren.

 - De buigbaarheid van het hoofd ten
opzichte van

de romp; bij een flexieligging zal het
hoofd bij indaling verder flecteren (en
bij een deflectieligging verder
deflecteren)

- De excentrische pool bij passage van de
bocht in

2

het baringskanaal naar voren.
Verscherpt mechanisme
Soms staat bij een AAV het hoofd in
verscherpt mechanisme. Dit betekent dat
het hoofd maximaal geflecteerd is en dat
de kleine fontanel (het diepste punt) in de
bekkenas staat. Er is dan geen
excentrische pool, waardoor de spildraai
soms later optreedt.

Een achterhoofdsligging met verscherpt
mechanisme kan optreden bij een
discrepantie tussen hoofd en het bekken.

Hodge 4




Hoofd ter hoogte van de bekkenuitgang.
Inwendige spildraai is meestal voltooid
Stand is Aav/OA




Insnijden van Het hoofd Wanneer het hoofd is gespildraaid, neemt
de flexie af door de naar voren gerichte
bocht in het baringskanaal

Bij elke wee drukt de schedel telkens