100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten 4.2 TrustPilot
logo-home
Samenvatting

Inleiding tot de genetica (P0U83A) - volledige samenvatting

Beoordeling
-
Verkocht
-
Pagina's
43
Geüpload op
23-09-2024
Geschreven in
2022/2023

Overzichtelijke en volledige samenvatting voor het OPO 'Inleiding tot de genetica' Bevat powerpoint leerstof, lesnotities en handboek Docent: Koenraad Muylaert

Instelling
Vak











Oeps! We kunnen je document nu niet laden. Probeer het nog eens of neem contact op met support.

Gekoppeld boek

Geschreven voor

Instelling
Studie
Vak

Documentinformatie

Heel boek samengevat?
Nee
Wat is er van het boek samengevat?
Onbekend
Geüpload op
23 september 2024
Aantal pagina's
43
Geschreven in
2022/2023
Type
Samenvatting

Onderwerpen

Voorbeeld van de inhoud

lOMoARcPSD|20499115




0. INLEIDING
1. Wat is genetica?

Genetica: de studie van de variatie in kenmerken en de erfelijkheid van deze variatie.
prehistorie: besef van doorgeven kenmerken van ouders naar nakomelingen, besef van link
inteelt-afwijkingen
19e eeuw: model voor erfelijkheid (Mendeliaanse genetica)
20e eeuw: ontdekking van mechanismen van erfelijkheid (moleculaire genetica)
21e eeuw: razendsnelle ontwikkeling van technologieën om erfelijkheid te bestuderen en te

manipuleren (klonen, gentherapie, genetische modificatie, genoomkartering)
⇨ Maatschappelijke relevantie (ziektes, criminologie, landbouw)  ethische vragen

DNA: keten van nucleotiden die verbonden zijn via fosfaatbindingen. Molecule waarin
genetische info zit opgeslagen.
Nucleotide: fosfaat + suiker + base (adenine, thymine, guanine,cytosine) ⇨ genetische code

20 mogelijke aminozuren: elk codon codeer voor één aminozuur
Opmerking: meer codons dan aminozuren dus verschillende codons zorgen voor zelfde
aminozuur

Gen en proteïne
Gen: een reeks basenparen die overeenkomt met een reeks aminozuren.
Vertaling van DNA  AZ
- TRANSCRIPTIE: omzetten v baseparen tot overeenkomstige reeks RNA basen
- TRANSLATIE: van RNA basen (codons) naar aminozuren (ribosomen)

Mutatie
Mutatie: wijziging in keten die resulteert in een afwijking
vb: codon in DNA gewijzigd, codon in RNA gewijzigd, aminozuren gewijzigd, functie proteïne
gewijzigd/verloren
Allelen: verschillende versies van een bepaald gen met kleine verschillen in de volgorde van
basenparen.

Menselijk genoom
 46 chromosomen (2*22 autosomen, 2 geslachtshormonen XY / XX)

Genoom: het totale pakket van alle erfelijke materiaal van een organisme.
Geheel van coderende (6,5%) en niet-coderende (93,5%) sequenties in het DNA.

Introns: sequenties die na transcriptie uit het mRNA weggeknipt worden (splicing).
Exons: sequenties die vertaald worden naar proteïnen.
Genotype: genetische kenmerken
Fenotype: wat we uiterlijk zien aan het organisme.

Chromosomen

, lOMoARcPSD|20499115




Het DNA is sterk opgevouwd:
o Nucleosoom: dna gewikkeld rond 8 histonen/proteïnen
o Chromatine: keten van nucleosomen
o Solenoïde: gevormd door meerdere chromatines
o Chromosoom: solenoïde opgevouwd

Haploïd: cellen die slechts 1 exemplaar van elk chromosoom bevatten
Diploïd: cellen met twee exemplaren van elk chromosoom

Homologe chromosomen: elke cel bevat 2 kopieën van het genoom
Bevatten dezelfde genen, kunnen van elk gen verschillende allelen dragen.
- 2 delen/chromatiden: dragen dezelfde genen en van elk gen hetzelfde allel (identiek)
• Heterochromatine: chromatine dat sterk opgevouwen is
• Euchromatine: minder sterk opgevouwen & meer actieve genen dan
heterochromatine
- Chromatiden verbonden ter hoogte van centromeer
- Telomeren: uiteinden chromatiden

Prokayroot vs. eukaryoot
 Werking in grote lijnen hetzelfde

Prokayroot: bacteriën, eenvoudige cellen
 doet alles zelf

Eukaryoten: grotere organismen, complexere cellen met verschillende compartimenten
 schakelt bacterien in om energie te voorzien (bevatten ook klein beetje dna)
 later op de aarde (2 miljard jaar na ontstaan) + laat op het land
 organiseren in groep/kolonie die samenwerken



1. MENDELIAANSE OVERERVING
1. Situering van Mendels werk

Resultaten van vroege experimenten
18de eeuwse theorie: ‘blending theory’  kenmerken v/d nakomelingen zijn een mengeling van
die van de ouders, na blending niet meer oorspronkelijke te verkrijgen
 later correcte theorie: na menging van 2 kenmerken, oorspronkelijke terug te krijgen

Gregor Mendel (1865): resultaat kruisingsexperimenten voorspellen.

De experimentele aanpak van Mendel

Modelorganisme: de erwt
want: - talrijke rassen met verschillende kenmerken
- eenvoudig te kweken en groeien snel
- zelfbevruchting en kruisbevruchting

, lOMoARcPSD|20499115




Experimentele opzet
1. Starten vanuit ‘zuivere lijnen’
2. Kruisingen tussen zuivere lijnen
3. Nakomelingen van kruisingen worden aan zelfbevruchting onderworpen
4. Verhoudingen bij nakomelingen worden bestudeerd

2. Monohybride kruisingen

= kruising waar slechts naar 1 enkel kenmerk gekeken wordt
vb: zuivere lijn erwten met paarse bloemen & zuivere lijn met witte bloemen

F1: één kenmerk komt tot uiting
F2: twee kenmerken komen tot uiting, 3-1 verhouding
F3: recessief is zuivere lijn tov dominant met 1/3 zuivere lijn, 1-2-1 verhouding (1 & 1

Conclusies
o eigenschappen worden overgeërfd als discrete kenmerken (er vindt geen ‘menging’ van
kenmerken plaats)
o kenmerken kunnen verdwijnen in een generatie en in de volgende generatie terug
komen  in vaste verhouding van 1/4 – 3/4

Genen: informatie om een kenmerk te produceren
 bestaan in verschillende allelen (dominant of recessief)
- PP genotype ‘homozygoot dominante allel’  fenotype dominant
- Pp genotype ‘heterozygoot’  fenotype dominant
- Pp genotype ‘homozygoot recessieve allel’  fenotype recessief
Elke ouder geeft willekeurig één van de twee allelen door aan zijn nakomelingen.

Genotype: omschrijft de allelen die het individu bezit.
Fenotype: allelen die tot uiting komen in een individu.
Meiose: twee allelen worden gescheiden en willekeurig verdeeld over gameten.
Syngamie: twee allelen van twee gameten worden samengebracht in de zygote.
Wild type allel: allel dat het meest frequent voorkomt in een populatie.
Mutant allel: allel dat zeldzamer is en dat dus een ‘afwijking’ veroorzaakt.

Monohybride kruisingen model
 Punnet vierkant

Testkruising bepaalt de verhouding van genotypes bij gameten
 kruising tussen homozygote dominant en homozygote recessief

PP x pp: Pp, Pp, Pp, Pp
F2: 1-2-1 verhouding

Recessieve vs. dominante mutaties

Recessieve mutaties Dominante mutaties
• haplosufficiëntie • haploinsufficiëntie
• één functionerende kopie van gen • twee functionerende kopieën van het gen
volstaat om normaal fentype te geven zijn nodig om normaal fenotype te geven
• type AA = fenotype Aa • fenotype AA = fenotype Aa

, lOMoARcPSD|20499115




3. Mendeliaanse overerving bij de mens

Recessieve mutaties
 van beide ouders recessieve ontvangen
 ouders met normaal fenotype, wel dragers van recessieve allel
 ¼ kans op mutatie bij nakomeling
 hogere kans bij verwanten (inteelt depressie
 voorbeelden
- Albinisme: mutatie in gen dat pigment aanmaakt, fenotype met licht haar & huid.
- Mucoviscidose: mutatie in een transportproteïne dat chloride transporteert door
cytoplasmamembraan i/h lichaam. => slijm stapelt zich op t.h.v. organen (ook longen)
- Sikkelcelanemie

Dominante aandoeningen
 van één ouder recessieve ontvangen
 ouder met mutant fenotype
 ½ kans bij nakomeling
 keert elke generatie terug ( ressecief)
 voorbeelden
- Polydactylie: extra vingers / tenen
- Pseudoachondroplasia: dwerggroei
- Campylodactylie: vergroeide vingers
- Ziekte van Huntington: proteïne dat niet afgebroken kan worden => accumuleert in de
zenuwcellen = verstoring van die cellen + vroege dood.

Polymorfismen
= voor bepaalde kenmerken komen verschillende allelen in gelijke mate voor in de populatie
 geen sprake van normaal of afwijkend genotype
vb: blond haar, bruine ogen, ...

ook smaken en geuren: bij mutatie kan chemische stof niet langer gedetecteerd worden

4. Dihybride kruisingen

= kruising van twee individuen die verschillen met betrekking tot twee kenmerken
vb: zuivere lijn zaad met gele en gladde zaden & zuivere lijn zaad met groene en gerimpelde
zaden

F1: één kenmerk komt tot uiting (dominante)
F2: 4 fenotypes
 9 parentale combinaties (beide dominant)
 3 recombinant
 3 recombinant
 1 parentale combinatie (beide recessief)
Principe van onafhankelijke overerving: overerving van een
Kenmerk heeft geen invloed op de overerving van het andere
Kenmerk
€9,46
Krijg toegang tot het volledige document:

100% tevredenheidsgarantie
Direct beschikbaar na je betaling
Lees online óf als PDF
Geen vaste maandelijkse kosten

Maak kennis met de verkoper
Seller avatar
anoukdelombaerde

Maak kennis met de verkoper

Seller avatar
anoukdelombaerde Katholieke Universiteit Leuven
Volgen Je moet ingelogd zijn om studenten of vakken te kunnen volgen
Verkocht
2
Lid sinds
1 jaar
Aantal volgers
0
Documenten
5
Laatst verkocht
6 maanden geleden

0,0

0 beoordelingen

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recent door jou bekeken

Waarom studenten kiezen voor Stuvia

Gemaakt door medestudenten, geverifieerd door reviews

Kwaliteit die je kunt vertrouwen: geschreven door studenten die slaagden en beoordeeld door anderen die dit document gebruikten.

Niet tevreden? Kies een ander document

Geen zorgen! Je kunt voor hetzelfde geld direct een ander document kiezen dat beter past bij wat je zoekt.

Betaal zoals je wilt, start meteen met leren

Geen abonnement, geen verplichtingen. Betaal zoals je gewend bent via iDeal of creditcard en download je PDF-document meteen.

Student with book image

“Gekocht, gedownload en geslaagd. Zo makkelijk kan het dus zijn.”

Alisha Student

Veelgestelde vragen