The Student’s Guide to Cognitive
Neuroscience
HOOFDSTUK 1
Cognitie verscheidenheid aan hogere mentale processen, zoals
denken, waarnemen, beeldvorming, praten,
handelen en plannen
Cognitieve neuroscience poging om cognitieve processen te verklaren
d.m.v. mechanismen in het brein
Mind-body probleem hoe kan een fysiek iets (het brein) aanleiding geven tot
gevoelens, gedachtes en emoties (je geest)
Dualisme – Descartes overtuiging dat geest en brein niet uit dezelfde
substantie bestaan
Dual aspect theorie overtuiging dat geest en brein twee
beschrijvingen zijn van hetzelfde – Spinoza
Reductionisme overtuiging dat geest-gebaseerde concepten vervangen
zullen worden door neurowetenschappelijke concepten
(dus psychologie zal reduceren tot biologie enz.)
Aristoteles merkte rond 350 v.C. op dat bij intelligentere organismen de hersenen
groter waren. Hij dacht echter wel dat cognitieve functies werden aangestuurd in
het hart en dat het brein het koelsysteem daarvan was.
In de tijd van de Romeinen zag Galen (150 n.C.) bij gladiatoren met
hersenschade dat er zenuwen liepen van en naar het brein. Hij geloofde dat de
geest waarde in de ventrikels van het brein.
Tot 1810 was er weinig interesse in de cortex en werden die schematisch
getekend, als ware het darmen. Pas in 1810 maakten Gall en Spurzheim
tekeningen van het gehele brein. Zij geloofden in:
Frenologie de overtuiging dat individuele verschillen veroorzaakt
worden en kunnen worden voorspeld door de vorm van de
schedel
Functionele specialisatie verschillende hersengebieden zijn voor
verschillende functies.
Functionele specialisatie werd bewezen door schoktherapie in het brein door
Penfield en de twee patiënten van Broca, die door hersenschade niet konden
praten, maar al het andere wel.
Cognitieve neuropsychologie het bestuderen van patiënten met
breinschade om theorieën te vormen over normale
cognitie
Aan het eind van de 19e eeuw ontstond er een scheiding tussen psychologie en
biologie. Dit kwam doordat Freud etc. bewustzijn en aandacht gingen
Neuroscience
HOOFDSTUK 1
Cognitie verscheidenheid aan hogere mentale processen, zoals
denken, waarnemen, beeldvorming, praten,
handelen en plannen
Cognitieve neuroscience poging om cognitieve processen te verklaren
d.m.v. mechanismen in het brein
Mind-body probleem hoe kan een fysiek iets (het brein) aanleiding geven tot
gevoelens, gedachtes en emoties (je geest)
Dualisme – Descartes overtuiging dat geest en brein niet uit dezelfde
substantie bestaan
Dual aspect theorie overtuiging dat geest en brein twee
beschrijvingen zijn van hetzelfde – Spinoza
Reductionisme overtuiging dat geest-gebaseerde concepten vervangen
zullen worden door neurowetenschappelijke concepten
(dus psychologie zal reduceren tot biologie enz.)
Aristoteles merkte rond 350 v.C. op dat bij intelligentere organismen de hersenen
groter waren. Hij dacht echter wel dat cognitieve functies werden aangestuurd in
het hart en dat het brein het koelsysteem daarvan was.
In de tijd van de Romeinen zag Galen (150 n.C.) bij gladiatoren met
hersenschade dat er zenuwen liepen van en naar het brein. Hij geloofde dat de
geest waarde in de ventrikels van het brein.
Tot 1810 was er weinig interesse in de cortex en werden die schematisch
getekend, als ware het darmen. Pas in 1810 maakten Gall en Spurzheim
tekeningen van het gehele brein. Zij geloofden in:
Frenologie de overtuiging dat individuele verschillen veroorzaakt
worden en kunnen worden voorspeld door de vorm van de
schedel
Functionele specialisatie verschillende hersengebieden zijn voor
verschillende functies.
Functionele specialisatie werd bewezen door schoktherapie in het brein door
Penfield en de twee patiënten van Broca, die door hersenschade niet konden
praten, maar al het andere wel.
Cognitieve neuropsychologie het bestuderen van patiënten met
breinschade om theorieën te vormen over normale
cognitie
Aan het eind van de 19e eeuw ontstond er een scheiding tussen psychologie en
biologie. Dit kwam doordat Freud etc. bewustzijn en aandacht gingen