1. Een onderzoeker is geïntresseerd in de relatie tussen cafeine consumptie en de mate
van activiteit van basisschoolleerlingen. Bij een steekproef van 20 kinderen wordt
door middel van een interview de hoeveelheid cafeïne consumptie bepaald.
Vervolgens observeert de onderzoeker de activiteit in een periode van 30 minuten op
de speelplaats. Is dit een experimenteel onderzoek of een correlatie onderzoek? Leg
uit.
2. Welke van de volgende uitspraken over experimenteel onderzoek is juist?
1. De afhankelijke variabele wordt gemanipuleerd
2. Het is bij een experiment mogelijk een causaal verband te onderzoeken
a. Alleen 1 is juist
b. Alleen 2 is juist
c. Zowel 1 en 2 zijn juist
d. Noch 1 noch 2 zijn juist
3. In een Europees onderzoek over meerdere landen waarbij zowel mannen als
vrouwen betrokken zijn wordt bekeken in hoeverre de mate van optimisme
voorspeld kan worden aan de hand van het bruto jaarsalaris. Wat is hier de
onafhankelijke variabele?
a. Nationaliteit
b. Geslacht
c. Mate van optimisme
d. Bruto jaarsalaris
4. Iemand heeft een vragenlijst met daarin de volgende vraag: hoe vaak heb je de
afgelopen week je haar gewassen? De antwoordmogelijkheden zijn: 1=nooit,
2=1x, 3= tussen de 2 en 5x en 4= minstens 6x. wat is hoogste zinvolle meetniveau
van deze vatiabele?
a. Nominaal
b. Ordinaal
c. Interval
d. Ratio
5. Leg het verschil uit tussen een discrete variabele en een continue variabele. Geef
een voorbeeld bij allebei
6. Op een persoonlijkheidsvragenlijst blijken de scores linksscheef verdeeld te zijn.
Het gemiddelde op deze test is 25. De mediaan is dan
a. Lager dan 25
b. Gelijk aan 25
c. Hoger dan 25
d. Kan zowel lager dan 25, gelijk aan 25 en hoger dan 25 zijn
,