Blok 2.1 – Orthopedie
,INHOUDSOPGAVE
Toetsitems ............................................................................................................................................. 2
Onderzoek en behandeling ................................................................................................................. 2
Leergesprekken................................................................................................................................. 48
Onderzoek- en behandeltechnieken .................................................................................................. 51
Standaard onderzoek ........................................................................................................................ 51
Testen Motor Control Impairment (Luomajoki) .................................................................................. 53
Testen klinische lumbale instabiliteit (Cluster van Vossen)............................................................... 56
Testen SI-gewricht (Van der Wurff) ................................................................................................... 57
Testprotocollen .................................................................................................................................. 59
Diagnose en therapie – Cervicale wervelkolom (McKenzie) ............................................................. 64
Diagnose en therapie – Lumbale wervelkolom (McKenzie) .............................................................. 77
Therapie bij klachten aan het SI-gewricht ......................................................................................... 81
Theorie ................................................................................................................................................. 84
Houdingscorrecties............................................................................................................................ 84
Biomechanisch counselen................................................................................................................. 85
Tiltechnieken ..................................................................................................................................... 86
Spierfunctie en motor control ............................................................................................................ 88
Abnormaal verloop van lage rugklachten .......................................................................................... 90
Mobiliteit ............................................................................................................................................ 91
Motorisch leren .................................................................................................................................. 92
Verschillende typen pijn .................................................................................................................... 93
Informatie gerelateerd aan het blok................................................................................................... 95
Triggerpoint en referred pain: overzicht per spier ............................................................................. 99
1
,TOETSITEMS
ONDERZOEK EN BEHANDELING
Opdracht 1: de patiënt heeft last van aspecifieke lage rug/nekklachten. De patiënt ervaart
voornamelijk pijn met bukken, opstaan uit de stoel, reiken naar voren en opzij. Laat door middel
van je houding en taalgebruik zien dat je oog hebt voor eventuele bewegingsangst, cognities
en beperkte motorische vaardigheden. Geef biomechanisch counselen voor de pijnlijke activi-
teiten en gebruik hierbij de motorische leerprincipes uit blok 4.
Verantwoording tegenover de patiënt
“U heeft mij zojuist vertelt welke klachten u heeft en bij welke activiteiten die optreden. U heeft
dit net voorgedaan en ik kan vaststellen dat dit kan zorgen tot provocatie van uw pijn. Wij kijken
hierbij naar de stand van gewrichten en de duur/intensiteit van de activiteiten.
Ik wil graag met u verder gaan kijken welk specifiek onderdeel de pijn provoceert, zodat
wij een verandering in de belasting kunnen toepassen om ervoor te zorgen dat u de activiteiten
zonder of met minder pijn kan uitvoeren.
Psychologische factoren kunnen de pijn zowel in positieve als in negatieve zin beïn-
vloeden. Het komt vaak voor dat patiënten met aspecifieke lage rug/nekklachten denken dat
de pijn optreedt als gevolg van een beschadiging, waardoor zij bang worden om bijvoorbeeld
bepaalde bewegingen te maken. Er is echter niks kapot; bij u is er sprake van centrale sensi-
tisatie. Dit is een overgevoeligheid van het pijnalarmsysteem van het zenuwstelsel. Kort uitge-
legd betekent dit dat u steeds gevoeliger wordt voor pijn. Het goede nieuws is dat dit ook weer
minder kan worden door af te komen van langdurige stress, slecht slapen en weinig bewegen.
Wij gaan samen proberen om de klachten die u ervaart tijdens bijvoorbeeld bukken te
verminderen. Dit gaan wij deels doen middels houdingscorrecties. Hierbij beginnen wij in de
cognitieve fase, waar u alle aandacht bij nodig hebt bij het uitvoeren van de beweging. Vervol-
gens komt u in de associatieve fase terecht, waarin veel geoefend moet worden om de vaar-
digheid eigen te maken. Het uiteindelijke doel is om in de autonome fase terecht te komen,
omdat de beweging dan eigen is geworden en u hier niet meer over na hoeft te denken.
Dit kunt u vergelijken met het leren autorijden. In het begin moet u nog nadenken over
alle handelingen: wanneer moet je naar de volgende versnelling, koppeling indrukken, scha-
kelen, enzovoort. De associatieve fase bestaat uit je laatste lessen en het behalen van je exa-
men. De autonome fase is pas na een aantal jaar.”
Achtergrond voor de behandeling
De motorische leerprincipes zijn:
1. Cognitieve fase: dit is de eerste fase waarin een nieuwe beweging wordt aangeleerd.
Alle aandacht is nog nodig bij het uitvoeren van de vaardigheid.
2. Associatieve fase: hier is de beweging al wat meer bekend en is therapeutisch corri-
geren van de beweging goed mogelijk. Dit is de fase waarin veel geoefend dient te
worden en waarin de therapeut als het ware zijn slag moet slaan, in de zin van het
instrueren van de taak, inzicht bijbrengen, corrigeren, toekijken en feedback geven.
3. Autonome fase: in deze fase wordt de beweging geautomatiseerd en moeilijker toe-
gankelijk voor correcties. Het is nu mogelijk om de patiënt tijdens het uitvoeren van de
vaardigheid aan iets anders te laten denken (cognitieve dubbeltaak).
We kunnen de houding corrigeren door:
§ Niet door te zakken, maar de rug § De kin in retractie-positie;
recht te houden; § Het bekken achteroverkantelen;
§ De navel intrekken; § Axiale strekking van het hoofd;
§ Het sternum optrekken/borst vooruit; § Retractie van de schouders.
2
, Opdracht 2: geef houdingscorrectie en training van de kinesthetic awareness voor de hele
wervelkolom met het accent op de positie van het hoofd (axiale strekking en retractie van het
hoofd), de schoudergordel (retractie) en de lage rug/bekkenregio (bekkenkanteling en neutrale
lordose). Geef deze correctie in ongesteunde zithouding en in stand.
Verantwoording voor de patiënt
“Uit het onderzoek is gebleken dat uw houding (deels) de klachten veroorzaakt. Hiervoor gaan
we houdingstherapie toepassen. Het is van belang dat u zich bewust wordt van de nieuwe
houding die u gaat aannemen en het bewegingsgevoel wordt vergroot.”
“Als u de verschillende houdingen heeft aangenomen, voelt u dan ook verschil tussen de oude
en nieuwe houding? Merkt u ook dat de pijn vermindert als u een andere houding aanneemt?
Het is van belang dat u zich bewust wordt en bent van uw nieuwe houding, omdat dit ervoor
zorgt dat uw klachten verminderen. Op het moment dat u gaat opstaan is het van belang om
elk (half) uur hieraan te denken. U zou hiervoor eventueel een wekker kunnen zetten. Daar-
naast kunt u op bepaalde momenten, bijvoorbeeld als u voor een stoplicht staat of thuis voor
de televisie zit, uw bekken kantelen om bewustwording te creëren voor uw houding.”
Achtergrond voor de behandeling
Voor een alternatieve bewegingsstrategie moet de patiënt beschikken over een adequaat en
goed bewegingsgevoel. De patiënt moet zich bewust zijn van de positie van de wervelkolom.
Het zal voor de lage rug en voor de cervicale wervelkolom betekenen dat de patiënt zich be-
wust moet zijn van de positie van de lumbale wervelkolom (hol en bol maken) en de cervicale
wervelkolom (pro- en retractie maken) en de juiste houding moet kunnen innemen. Niet ieder-
een is gezegend met de vaardigheid om in verschillende lichaamsposities bewuste correcties
op de stand van de wervelkolom toe te passen. Dit gevoel moet ontwikkeld worden door op
methodische wijze bewegingen te laten uitvoeren met een sterk accent op bewustwording en
vergroten van het bewegingsgevoel.
De kinesthetic awareness kun je trainen door:
§ Het bekken naar voren- en achterkantellen en de neutrale positie zoeken;
§ Het hoofd- in pro- en retractie brengen en de neutrale positie zoeken.
Houdingscorrecties
In stand § Voeten op heupbreedte plaatsen;
§ De knieën licht buigen (voorkom overstrekking);
§ Het bekken kantelen (versterk lordose lumbaal);
§ De navel intrekken;
§ Het sternum optrekken (en de borst vooruitduwen);
§ De schouders en de nek in retractie trekken;
§ Het hoofd axiaal strekken.
In ongesteunde zithouding § Voeten op heupbreedte plaatsen;
§ De knieën in 90 graden buigen en op dezelfde hoogte
als de heupen plaatsen;
§ Het bekken kantelen (en de neutrale positie vinden);
§ Rechtop zitten met een lumbale lordose (en inzakken
voorkomen);
§ Het sternum optrekken (en de borst vooruitduwen);
§ De navel intrekken;
§ De schouders en de nek in retractie trekken;
§ Het hoofd axiaal strekken.
3