Metabolisme
Hoofdstuk 1: biomoleculen
Je hebt 4 belangrijke klassen binnen de biomoleculen, hieruit zijn alle levensvormen op aarde
opgebouwd.
Suikers/ koolhydraten
Stereochemie:
- Fisherprojectie van chirale centra: door de suikermoleculen als het ware in het vlak van het
blad te drukken ontstaat een Fisherprojectie
o Horizontale lijnen: groepen liggen naar voor
o Verticale lijnen: groepen liggen naar achter
- Haworth projectie: suikers kunnen intramoleculaire bindingen aangaan; eerste koolstofatoom
kan covalente binding maken met zuurstof van voorlaatste koolstofatoom → alfa en beta
vorm
Glycosidebindingen = binding die twee monosachariden aan elkaar hangt → disachariden
gevormd:
- Sucrose:
o Glucose + fructose
o Verbinding tussen alfa 1 C en alfa 2 C
o Relatie met cariës, obesitas en diabetes
- Lactose:
o Galactose + glucose
o Verbinding tussen beta 1 C en beta 4 C
o In moedermelk en koemelk
- Maltose :
o Glucose + glucose
o Verbinding tussen alfa 1 C en alfa 4 C
o Tussenproduct in bierproductie en spijsvertering van zetmeel
,Oligosachariden → belang voor de structuur van membranen; vb: glycoproteïnen (suikers op
eiwitten)
- Aan polypeptideketen verbonden dmv residu (soort tussenstuk tussen polypeptideketen en
oligosachariden)
o Serine residu
o Asparagine residu
- Glycosideverbinding kan N- gebonden of O-gebonden zijn aan de residugroep
- Belangrij voor cel-cel interacties
Polysachariden
- Cruciale rol als structuur gevende molecule:
o Cellulose
▪ Opgebouwd uit glucose die onderling zijn verbonden dmv glycosidebinding
tussen beta 1 C en beta 4 C
▪ Belangrijke structuurpolymeer in planten, bv celwanden en houtvezels
o Chitine
▪ Opgebouwd uit GlcNac (= glucose met N-acetyl groep op C2) die ook
onderling zijn verbonden tussen beta 1 C en beta 4 C
▪ Belangrijkste structuurpolymeer in ongewervelde dieren, bv insecten
gebruiken het voor hun exoskelet en schaaldieren hebben hieruit hun
pantser gemaakt
- Energieopslag:
o Zetmeel = D-glucose polymeer
▪ Belangrijkste energiereserve in planten
▪ Onvertakt = amylase
▪ Vertakt = amylopectine
o Glycogeen
▪ Energiereserve in lever en spieren
o Dextranen
▪ Energiereserve van bacteriën in mondholte → spelen een rol in het ontstaan
van tandplaque en tandsteen
- Glucasaminoglycanen
o Bouwstenen zijn afgeleiden van reguliere suikers
o Sterk polair, negatieve ladingen → binden veel water
o Repeterende disacharide-eenheid, zeer lange strengen
o Sommige zijn covalent verbonden aan eiwit → proteoglycanen
o Functies in de extracellulaire ruimte (bindweefsel, bloedbaan, kraakbeen,
gewrichten)
o Hyaluronzuur
▪ Basisstructuur is glucuronzuur
▪ Belangrijke structuurpolymeer in: glasachtig lichaam vh oog, navelstreng en
gewrichtsvloeistof
o Heparine
▪ Basisstructuur is glucuronzuur-2-O-sulfaat
▪ Belangrijkste structuurpolymeer van de bloedvatwand bekleding →
natuurlijke antistolling + medische toepassingen antistolling
,Lipiden/ vetten
- Esterbinding = binding tussen vetzuur en alcoholdrager
Vetzuren
- Smelttemperatuur: verzadigde vetzuren hebben een hogere smelttemp. Onverzadigde
vetzuren hebben een lagere smelttemperatuur
- Triglyceriden
o Glyceriden = vetzuren + glycerol
o 3 vetzuren + glycerol → veresterd via de
OH-groepen van glycerol
o Verzadigde vetzuren = dierlijke vetten →
hogere smelttemperatuur, semi-vast/
rigide
o Onverzadigde vetzuren = plantaardige oliën → lage smelttemperaturen, vloeibaar
o Belang: belangrijke macronutriënt (→ energie) en belangrijkste energievoorraad (→
vetweefsel)
Membraanlipiden: glycerolipiden en sfingolipiden
- Glycerolipiden: glycerol heeft 3 esterverbindingen: 2x met vetzuur, 1x met fosfaatgroep
- Sfingolipiden: sfingosine heeft 2 esterverbindingen: 1x vetzuur en 1x andere groep
, - Lipidendubbellaag
o Met enkel verzadigde vetzuren: stijver
o Met onverzadigde vetzuren: vloeibaarder
- Cholesterol: 4 ring structuren HC
3 H
CH2
C
o A ring: OH groep CH 3
CH 2
H CH3
HC C
o B ring: dubbele binding CH
3
2
CH3
o D ring: vertakte koolwaterstof
o Tussen A en B en tussen C en D ring:
methylgroepen HO
o Niet veresterd: in membranen
▪ Intercaleert goed tssn verzadigde vetzuren
▪ Lipid rafts gevormd (kleine “eilandjes” die uit het dubbele membraan
uitsteken)
o Wel veresterd: in vetdruppels in de bloedbaan (LDL) of in cellen
Het vloeibaar mozaïekmodel
Eiwitten/ proteïnen
Hoofdstuk 1: biomoleculen
Je hebt 4 belangrijke klassen binnen de biomoleculen, hieruit zijn alle levensvormen op aarde
opgebouwd.
Suikers/ koolhydraten
Stereochemie:
- Fisherprojectie van chirale centra: door de suikermoleculen als het ware in het vlak van het
blad te drukken ontstaat een Fisherprojectie
o Horizontale lijnen: groepen liggen naar voor
o Verticale lijnen: groepen liggen naar achter
- Haworth projectie: suikers kunnen intramoleculaire bindingen aangaan; eerste koolstofatoom
kan covalente binding maken met zuurstof van voorlaatste koolstofatoom → alfa en beta
vorm
Glycosidebindingen = binding die twee monosachariden aan elkaar hangt → disachariden
gevormd:
- Sucrose:
o Glucose + fructose
o Verbinding tussen alfa 1 C en alfa 2 C
o Relatie met cariës, obesitas en diabetes
- Lactose:
o Galactose + glucose
o Verbinding tussen beta 1 C en beta 4 C
o In moedermelk en koemelk
- Maltose :
o Glucose + glucose
o Verbinding tussen alfa 1 C en alfa 4 C
o Tussenproduct in bierproductie en spijsvertering van zetmeel
,Oligosachariden → belang voor de structuur van membranen; vb: glycoproteïnen (suikers op
eiwitten)
- Aan polypeptideketen verbonden dmv residu (soort tussenstuk tussen polypeptideketen en
oligosachariden)
o Serine residu
o Asparagine residu
- Glycosideverbinding kan N- gebonden of O-gebonden zijn aan de residugroep
- Belangrij voor cel-cel interacties
Polysachariden
- Cruciale rol als structuur gevende molecule:
o Cellulose
▪ Opgebouwd uit glucose die onderling zijn verbonden dmv glycosidebinding
tussen beta 1 C en beta 4 C
▪ Belangrijke structuurpolymeer in planten, bv celwanden en houtvezels
o Chitine
▪ Opgebouwd uit GlcNac (= glucose met N-acetyl groep op C2) die ook
onderling zijn verbonden tussen beta 1 C en beta 4 C
▪ Belangrijkste structuurpolymeer in ongewervelde dieren, bv insecten
gebruiken het voor hun exoskelet en schaaldieren hebben hieruit hun
pantser gemaakt
- Energieopslag:
o Zetmeel = D-glucose polymeer
▪ Belangrijkste energiereserve in planten
▪ Onvertakt = amylase
▪ Vertakt = amylopectine
o Glycogeen
▪ Energiereserve in lever en spieren
o Dextranen
▪ Energiereserve van bacteriën in mondholte → spelen een rol in het ontstaan
van tandplaque en tandsteen
- Glucasaminoglycanen
o Bouwstenen zijn afgeleiden van reguliere suikers
o Sterk polair, negatieve ladingen → binden veel water
o Repeterende disacharide-eenheid, zeer lange strengen
o Sommige zijn covalent verbonden aan eiwit → proteoglycanen
o Functies in de extracellulaire ruimte (bindweefsel, bloedbaan, kraakbeen,
gewrichten)
o Hyaluronzuur
▪ Basisstructuur is glucuronzuur
▪ Belangrijke structuurpolymeer in: glasachtig lichaam vh oog, navelstreng en
gewrichtsvloeistof
o Heparine
▪ Basisstructuur is glucuronzuur-2-O-sulfaat
▪ Belangrijkste structuurpolymeer van de bloedvatwand bekleding →
natuurlijke antistolling + medische toepassingen antistolling
,Lipiden/ vetten
- Esterbinding = binding tussen vetzuur en alcoholdrager
Vetzuren
- Smelttemperatuur: verzadigde vetzuren hebben een hogere smelttemp. Onverzadigde
vetzuren hebben een lagere smelttemperatuur
- Triglyceriden
o Glyceriden = vetzuren + glycerol
o 3 vetzuren + glycerol → veresterd via de
OH-groepen van glycerol
o Verzadigde vetzuren = dierlijke vetten →
hogere smelttemperatuur, semi-vast/
rigide
o Onverzadigde vetzuren = plantaardige oliën → lage smelttemperaturen, vloeibaar
o Belang: belangrijke macronutriënt (→ energie) en belangrijkste energievoorraad (→
vetweefsel)
Membraanlipiden: glycerolipiden en sfingolipiden
- Glycerolipiden: glycerol heeft 3 esterverbindingen: 2x met vetzuur, 1x met fosfaatgroep
- Sfingolipiden: sfingosine heeft 2 esterverbindingen: 1x vetzuur en 1x andere groep
, - Lipidendubbellaag
o Met enkel verzadigde vetzuren: stijver
o Met onverzadigde vetzuren: vloeibaarder
- Cholesterol: 4 ring structuren HC
3 H
CH2
C
o A ring: OH groep CH 3
CH 2
H CH3
HC C
o B ring: dubbele binding CH
3
2
CH3
o D ring: vertakte koolwaterstof
o Tussen A en B en tussen C en D ring:
methylgroepen HO
o Niet veresterd: in membranen
▪ Intercaleert goed tssn verzadigde vetzuren
▪ Lipid rafts gevormd (kleine “eilandjes” die uit het dubbele membraan
uitsteken)
o Wel veresterd: in vetdruppels in de bloedbaan (LDL) of in cellen
Het vloeibaar mozaïekmodel
Eiwitten/ proteïnen