Hoofdstuk D Relativiteit
De belangrijkste formules:
Tijdrek:
Lengtekrimp:
Rustenergie:
De totale energie
Schwarzschildstraal:
, Paragraaf 1 Tijdrek en Lengtekrimp
In dit hoofdstuk draait het om het referentiestelsel, dit is het middelpunt waaruit alle
bewegingen worden waargenomen.
Als twee waarnemers ten opzichte van elkaar bewegen, nemen ze voor
hetzelfde proces een verschillende tijd en afstand waar.
De enige waarneming die overeenkomt is de snelheid van het licht (c). De
ruimte en tijd zijn aan elkaar gekoppeld en vormen de ruimtetijd.
De speciale relativiteitstheorie van Einstein kunnen we ook in de praktijk
toepassen. Deze theorie werkt echter alleen voor referentiestelsels die eenparig ten
opzichte van elkaar bewegen.
Binnen deze theorie komen de afstand en de tijd van de referentiestelsels niet
overeen. Dit komt omdat er een lengtekrimp en een tijdrek plaatsvindt.
a. De tijdrek of tijddilatatie
Een persoon in een ruimteschip kijkt naar een laser die een foton
omhoogschiet. Het foton komt uiteindelijk terecht in een detector. De afstand
tussen de laser en de detector noemen we h. Met de algemene formule: ∆x =
v ∆t, vinden we dat voor het foton geldt dat:
Omdat verschillende waarnemers de tijd verschillend meten, moeten we goed
bijhouden welke persoon welke gebeurtenis meet. In dit geval bevindt de
persoon die de meting verricht en de gebeurtenis die gemeten wordt allebei in
hetzelfde stelsel (namelijk het eenparig bewegende schip). De gebeurtenis
vindt dus plaats in het eigen stelsel van de waarnemer. We spreken bij deze
meting daarom van de eigentijd (teigen).
De belangrijkste formules:
Tijdrek:
Lengtekrimp:
Rustenergie:
De totale energie
Schwarzschildstraal:
, Paragraaf 1 Tijdrek en Lengtekrimp
In dit hoofdstuk draait het om het referentiestelsel, dit is het middelpunt waaruit alle
bewegingen worden waargenomen.
Als twee waarnemers ten opzichte van elkaar bewegen, nemen ze voor
hetzelfde proces een verschillende tijd en afstand waar.
De enige waarneming die overeenkomt is de snelheid van het licht (c). De
ruimte en tijd zijn aan elkaar gekoppeld en vormen de ruimtetijd.
De speciale relativiteitstheorie van Einstein kunnen we ook in de praktijk
toepassen. Deze theorie werkt echter alleen voor referentiestelsels die eenparig ten
opzichte van elkaar bewegen.
Binnen deze theorie komen de afstand en de tijd van de referentiestelsels niet
overeen. Dit komt omdat er een lengtekrimp en een tijdrek plaatsvindt.
a. De tijdrek of tijddilatatie
Een persoon in een ruimteschip kijkt naar een laser die een foton
omhoogschiet. Het foton komt uiteindelijk terecht in een detector. De afstand
tussen de laser en de detector noemen we h. Met de algemene formule: ∆x =
v ∆t, vinden we dat voor het foton geldt dat:
Omdat verschillende waarnemers de tijd verschillend meten, moeten we goed
bijhouden welke persoon welke gebeurtenis meet. In dit geval bevindt de
persoon die de meting verricht en de gebeurtenis die gemeten wordt allebei in
hetzelfde stelsel (namelijk het eenparig bewegende schip). De gebeurtenis
vindt dus plaats in het eigen stelsel van de waarnemer. We spreken bij deze
meting daarom van de eigentijd (teigen).