MODULE Plan a Voyage 2
METEOROLOGIE
METEOROLOGIE
HAND-OUT 4
LUCHTSOORTEN
FRONTEN
WEERSYSTEMEN
MARITIEM INSTITUUT "WILLEM BARENTSZ" METEOROLOGIE
-1-
,MODULE Plan a Voyage 2
4.1 Luchtsoorten
Definitie: Een luchtsoort is een grote hoeveelheid lucht met in elk niveauvlak
ongeveer gelijke temperatuur en relatieve vochtigheid.
Er zijn regels gesteld met betrekking tot de grootte van de hoeveelheid lucht te
weten: horizontaal enkele honderden kilometers en verticaal ten minste één
kilometer.
Het is uiteraard niet zo dat de lucht plotseling bepaalde eigenschappen krijgt
en dat dit zomaar overal ter wereld kan gebeuren, De lucht moet bepaalde tijd
boven een gebied blijven hangen om de eigenschappen van dat gebied over
te nemen. Bij eigenschappen moet dan vooral worden gedacht aan
temperatuur en relatieve vochtigheid.
Brongebied.
Het gebied waar de lucht haar eigenschappen verkrijgt noemt men een
brongebied. Wil een gebied brongebied kunnen zijn dan moet het aan
bepaalde eigenschappen voldoen, te weten:
1 Het oppervlak moet tamelijk homogeen zijn.
2 De temperatuur van het oppervlak mag niet te veel verlopen.
3 Het oppervlak moet hoofdzakelijk bestaan uit óf water óf land.
De volgende gebieden kunnen zeer goed een brongebied zijn:
1 Toendra's
2 Woestijnen
3 Oceanen
4 Sneeuwvlakten
5 Regenwouden
In ieder brongebied ontstaat lucht met andere eigenschappen. Bepalend voor
het karakter van de luchtsoort zijn de aard van het oppervlak, de temperatuur
en de relatieve vochtigheid
Een goed voorbeeld van een brongebied is een uitgestrekt hogedrukgebied.
De luchtbeweging is over het algemeen langzaam in het hogedrukgebied, en
verder is de luchtbeweging divergent, dus bij de kern vandaan. Dat laatste
gaat eventuele tegenstellingen en "aanvallen" van buitenaf tegen.
Verblijftijd
Dit is de tijd die de lucht in het brongebied aanwezig blijft. Hoe langer de
verblijftijd, hoe beter de lucht de specifieke eigenschappen van het gebied kan
aannemen.
Leeftijd
Elke luchtsoort verlaat na verloop van tijd zijn brongebied. De weg (afstand
afgelegd sinds verlaten van het brongebied) en de leeftijd (tijd verlopen sinds
het verlaten van het brongebied) hebben grote invloed op de eigenschappen
MARITIEM INSTITUUT "WILLEM BARENTSZ" METEOROLOGIE
-2-
, MODULE Plan a Voyage 2
van de luchtsoort. Als men weet waar de luchtsoort langs is gekomen, dus aan
welke invloeden het heft blootgestaan, kan men weten hoeveel van de
oorspronkelijke eigenschappen er nog zijn.
Indeling
Luchtsoorten kunnen op diverse manieren worden ingedeeld. Eén er van is
een geografische indeling:
Arctische lucht (Al) 70° – 90° zeer koud, niet zo vochtig
Polaire lucht (Pl) 45° – 60° mPl: vochtig, cPl: droog
Tropische lucht (Tl) 30° – 45° mTl: warm en vochtig
cTl: warm en droog
Equatoriale lucht (El) 0° – 20° zeer warm, zeer vochtig
De genoemde breedtegraden zijn die waar de brongebieden liggen waar de
genoemde luchtsoorten ontstaan. In het meteoboek op bladzijde 64 en 65
staat de geografische indeling van de brongebieden in een figuur.
Een andere manier van indelen is de thermografische indeling:
Warme massa: de lucht is warmer dan het onderliggend aardoppervlak.
Koude massa: de lucht is kouder dan het onderliggend aardoppervlak.
Op zich heeft dit dus niets met de luchtsoort op zich te maken. Dezelfde
luchtsoort kan zowel warme als koude massa zijn met de bijbehorende
eigenschappen. Hierover later meer.
Het ontstaan van een luchtsoort:
Hier volgen twee voorbeelden.
Een luchthoeveelheid die gedurende de winter in een brongebied verblijft waar
het aardoppervlak door uitstraling sterk afkoelt, verliest zelf ook warmte door
straling, geleiding en turbulentie en koelt dus af.
Er vormt zich een grondinversie, die dikker wordt naarmate de verblijftijd
langer wordt. De lucht wordt dus stabiel van opbouw, waardoor transport van
waterdamp en andere eigenschappen zal verminderen of stoppen. De
veranderingen vinden in eerste instantie plaats in een dunne laag vlak boven
het aardoppervlak, die langzaam dikker wordt. Door de stabiele opbouw van
de atmosfeer kunnen verontreiniging in de lucht (stofdeeltjes e.d.) zich niet
over een dikke luchtlaag verspreiden maar blijven wat hangen. Het zicht zal
hierdoor meestal matig zijn.
MARITIEM INSTITUUT "WILLEM BARENTSZ" METEOROLOGIE
-3-
METEOROLOGIE
METEOROLOGIE
HAND-OUT 4
LUCHTSOORTEN
FRONTEN
WEERSYSTEMEN
MARITIEM INSTITUUT "WILLEM BARENTSZ" METEOROLOGIE
-1-
,MODULE Plan a Voyage 2
4.1 Luchtsoorten
Definitie: Een luchtsoort is een grote hoeveelheid lucht met in elk niveauvlak
ongeveer gelijke temperatuur en relatieve vochtigheid.
Er zijn regels gesteld met betrekking tot de grootte van de hoeveelheid lucht te
weten: horizontaal enkele honderden kilometers en verticaal ten minste één
kilometer.
Het is uiteraard niet zo dat de lucht plotseling bepaalde eigenschappen krijgt
en dat dit zomaar overal ter wereld kan gebeuren, De lucht moet bepaalde tijd
boven een gebied blijven hangen om de eigenschappen van dat gebied over
te nemen. Bij eigenschappen moet dan vooral worden gedacht aan
temperatuur en relatieve vochtigheid.
Brongebied.
Het gebied waar de lucht haar eigenschappen verkrijgt noemt men een
brongebied. Wil een gebied brongebied kunnen zijn dan moet het aan
bepaalde eigenschappen voldoen, te weten:
1 Het oppervlak moet tamelijk homogeen zijn.
2 De temperatuur van het oppervlak mag niet te veel verlopen.
3 Het oppervlak moet hoofdzakelijk bestaan uit óf water óf land.
De volgende gebieden kunnen zeer goed een brongebied zijn:
1 Toendra's
2 Woestijnen
3 Oceanen
4 Sneeuwvlakten
5 Regenwouden
In ieder brongebied ontstaat lucht met andere eigenschappen. Bepalend voor
het karakter van de luchtsoort zijn de aard van het oppervlak, de temperatuur
en de relatieve vochtigheid
Een goed voorbeeld van een brongebied is een uitgestrekt hogedrukgebied.
De luchtbeweging is over het algemeen langzaam in het hogedrukgebied, en
verder is de luchtbeweging divergent, dus bij de kern vandaan. Dat laatste
gaat eventuele tegenstellingen en "aanvallen" van buitenaf tegen.
Verblijftijd
Dit is de tijd die de lucht in het brongebied aanwezig blijft. Hoe langer de
verblijftijd, hoe beter de lucht de specifieke eigenschappen van het gebied kan
aannemen.
Leeftijd
Elke luchtsoort verlaat na verloop van tijd zijn brongebied. De weg (afstand
afgelegd sinds verlaten van het brongebied) en de leeftijd (tijd verlopen sinds
het verlaten van het brongebied) hebben grote invloed op de eigenschappen
MARITIEM INSTITUUT "WILLEM BARENTSZ" METEOROLOGIE
-2-
, MODULE Plan a Voyage 2
van de luchtsoort. Als men weet waar de luchtsoort langs is gekomen, dus aan
welke invloeden het heft blootgestaan, kan men weten hoeveel van de
oorspronkelijke eigenschappen er nog zijn.
Indeling
Luchtsoorten kunnen op diverse manieren worden ingedeeld. Eén er van is
een geografische indeling:
Arctische lucht (Al) 70° – 90° zeer koud, niet zo vochtig
Polaire lucht (Pl) 45° – 60° mPl: vochtig, cPl: droog
Tropische lucht (Tl) 30° – 45° mTl: warm en vochtig
cTl: warm en droog
Equatoriale lucht (El) 0° – 20° zeer warm, zeer vochtig
De genoemde breedtegraden zijn die waar de brongebieden liggen waar de
genoemde luchtsoorten ontstaan. In het meteoboek op bladzijde 64 en 65
staat de geografische indeling van de brongebieden in een figuur.
Een andere manier van indelen is de thermografische indeling:
Warme massa: de lucht is warmer dan het onderliggend aardoppervlak.
Koude massa: de lucht is kouder dan het onderliggend aardoppervlak.
Op zich heeft dit dus niets met de luchtsoort op zich te maken. Dezelfde
luchtsoort kan zowel warme als koude massa zijn met de bijbehorende
eigenschappen. Hierover later meer.
Het ontstaan van een luchtsoort:
Hier volgen twee voorbeelden.
Een luchthoeveelheid die gedurende de winter in een brongebied verblijft waar
het aardoppervlak door uitstraling sterk afkoelt, verliest zelf ook warmte door
straling, geleiding en turbulentie en koelt dus af.
Er vormt zich een grondinversie, die dikker wordt naarmate de verblijftijd
langer wordt. De lucht wordt dus stabiel van opbouw, waardoor transport van
waterdamp en andere eigenschappen zal verminderen of stoppen. De
veranderingen vinden in eerste instantie plaats in een dunne laag vlak boven
het aardoppervlak, die langzaam dikker wordt. Door de stabiele opbouw van
de atmosfeer kunnen verontreiniging in de lucht (stofdeeltjes e.d.) zich niet
over een dikke luchtlaag verspreiden maar blijven wat hangen. Het zicht zal
hierdoor meestal matig zijn.
MARITIEM INSTITUUT "WILLEM BARENTSZ" METEOROLOGIE
-3-