Minor Bovenste
Extremiteit
Blok C
Naam:
Leerjaar 2018-2019
,Schouder lessen
S1, Functionele anatomie & Kinematica van het GH gewricht
Congruente adaptatie: Een random response op een stimulus bij het zenuwstelsel binnen een
aantal opties.
Beweeggedrag is niet lineair en sterk afhankelijk van: (epke vs. Norman)
- Anatomische mogelijkheden van het individu
- Gelimiteerde mogelijke opties van het coördinatieve systeem
- De omgeving van de taak
- Interne drijfveren van de individu
Beweeggedrag kan adaptief of mal-adaptief zijn. Dit is afhankelijk van de context, op short term kan
het bijvoorbeeld adaptief zijn, maar op long term mal-adaptief worden.
Je bepaald beweeggedrag door te kijken naar:
- Anatomische mogelijkheden en constraints van de beweging
o Pathologische substraat?
- Coördinatieve systeem
- Context
o Interne context
o Externe context
Wet van Wolff: Als bot meer belast wordt, is dit een prikkel om meer bot aan te maken.
Morfologische adaptatie: Aanpassing aan vorm. Bijv. een artrotisch gewricht.
Heeft inzicht in de mechanische eigenschappen van het GH-kapsel en de
kinesiologie van het GH-J
Heeft inzicht in de primaire en secundaire constraints van het GH-J
Ligamenten
Dit zijn lokale verdikkingen van het gewrichtskapsel. Ligamenten horen bij de bindweefselzak, het is
een verdichting en verweven met een groter geheel.
Ligamenten liggen waar de meeste trekkrachten zijn. Het zijn dus geen losse structuren!!
Foramina Weitbrecht / Rouvière
,Een smalle opening in het glenohumerale gewrichtkapsel, tussen de middelste glenuhomerale
ligamenten. Vaak in verbinding met de bursa of de subscapularis.
Zitten in het kapsel voor afvoer van intracapsulair vocht (goed kijken in de snijzaal)
Het gesloten systeem van de schouder is veel ruimer dan het humero-glenohumerale oppervlak.
Daar zitten de foramina (een soort gaatjes).
Heeft inzicht in de werking van gewrichtsstabiliteit handhavende structuren
Labrum
- Fibrocartilage weefsel (zoals meniscus)
- Voor drukverdeling
- Diepte van de kom vergroten
Door holte wordt druk van spieren meer gecentreerd.
- Onderzijde is groter dan bovenzijde
- Onder spanning vervormbaar Articulerende oppervlakte wordt
groter
- Door de cuff komt er reactiekracht op het glenoid, hierdoor zou
de kop van de kunnen kunnen glijden. Maar het labrum +
contractie van spieren houdt dit tegen en drukken de kop in de
kom.
Slijmbeurzen
- Heel dun
- Heel groot
- Zorgt voor bewegingsmogelijkheid spieren glijden over elkaar
- Epitheel weefsel
- Bevat C-vezels te hoge druk = vuren
- Is een soort van vacuüm. De slijmbeurzen glijden over elkaar
- Hoe kleiner de slijmbeurs, hoe minder bewegelijkheid je hebt.
Heeft inzicht in de kinesiologische consequenties van overmatige beweeglijkheid van
het GH-J
Schouder dislocatie
- Anterieure dislocatie
Impressiefractuur humerus. Dislocatie
bij:
o APAS: acute primaire anterieure schouderluxatie
o Vaak sporters
o Direct: Val op schouder. Indirect: extensie, abductie, exorotatie
, HAGL
Humeral Avulsion of the Glenohumeral Ligaments, dit is een niet vaak voorkomende oorzaak van
schouderinstabiliteit. Het gaat om het inferieur gelegen ligament. Dit lijkt te moeten gebeuren
voordat er een dislocatie kan ontstaan.
Als het op spanning staat is het kapsel minder vervormbaar: dit zorgt ervoor dat de kop in de kom
wordt gedrukt.
De richting waarin de kop uit de kom is zeg niks over de richting hoe die eruit is gegaan.
De scheur moet zodanig groot zijn dat de kop erdoorheen past.
Groot verschil tussen subluxatie en dislocatie. Subluxatie (kom niet door het kapsel).
De pezen van de subscapularis en de latissumus duwen de humerus terug in zijn anatomischie positie
na een dislocatie. Dit zou kunnen, met name de subscapularis, als de humerus naar achter luxeert en
de spieren spannen aan duwen ze als het ware de humerus kop weer terug, hiervoor moeten ze dus
wel aanspannen.
Extremiteit
Blok C
Naam:
Leerjaar 2018-2019
,Schouder lessen
S1, Functionele anatomie & Kinematica van het GH gewricht
Congruente adaptatie: Een random response op een stimulus bij het zenuwstelsel binnen een
aantal opties.
Beweeggedrag is niet lineair en sterk afhankelijk van: (epke vs. Norman)
- Anatomische mogelijkheden van het individu
- Gelimiteerde mogelijke opties van het coördinatieve systeem
- De omgeving van de taak
- Interne drijfveren van de individu
Beweeggedrag kan adaptief of mal-adaptief zijn. Dit is afhankelijk van de context, op short term kan
het bijvoorbeeld adaptief zijn, maar op long term mal-adaptief worden.
Je bepaald beweeggedrag door te kijken naar:
- Anatomische mogelijkheden en constraints van de beweging
o Pathologische substraat?
- Coördinatieve systeem
- Context
o Interne context
o Externe context
Wet van Wolff: Als bot meer belast wordt, is dit een prikkel om meer bot aan te maken.
Morfologische adaptatie: Aanpassing aan vorm. Bijv. een artrotisch gewricht.
Heeft inzicht in de mechanische eigenschappen van het GH-kapsel en de
kinesiologie van het GH-J
Heeft inzicht in de primaire en secundaire constraints van het GH-J
Ligamenten
Dit zijn lokale verdikkingen van het gewrichtskapsel. Ligamenten horen bij de bindweefselzak, het is
een verdichting en verweven met een groter geheel.
Ligamenten liggen waar de meeste trekkrachten zijn. Het zijn dus geen losse structuren!!
Foramina Weitbrecht / Rouvière
,Een smalle opening in het glenohumerale gewrichtkapsel, tussen de middelste glenuhomerale
ligamenten. Vaak in verbinding met de bursa of de subscapularis.
Zitten in het kapsel voor afvoer van intracapsulair vocht (goed kijken in de snijzaal)
Het gesloten systeem van de schouder is veel ruimer dan het humero-glenohumerale oppervlak.
Daar zitten de foramina (een soort gaatjes).
Heeft inzicht in de werking van gewrichtsstabiliteit handhavende structuren
Labrum
- Fibrocartilage weefsel (zoals meniscus)
- Voor drukverdeling
- Diepte van de kom vergroten
Door holte wordt druk van spieren meer gecentreerd.
- Onderzijde is groter dan bovenzijde
- Onder spanning vervormbaar Articulerende oppervlakte wordt
groter
- Door de cuff komt er reactiekracht op het glenoid, hierdoor zou
de kop van de kunnen kunnen glijden. Maar het labrum +
contractie van spieren houdt dit tegen en drukken de kop in de
kom.
Slijmbeurzen
- Heel dun
- Heel groot
- Zorgt voor bewegingsmogelijkheid spieren glijden over elkaar
- Epitheel weefsel
- Bevat C-vezels te hoge druk = vuren
- Is een soort van vacuüm. De slijmbeurzen glijden over elkaar
- Hoe kleiner de slijmbeurs, hoe minder bewegelijkheid je hebt.
Heeft inzicht in de kinesiologische consequenties van overmatige beweeglijkheid van
het GH-J
Schouder dislocatie
- Anterieure dislocatie
Impressiefractuur humerus. Dislocatie
bij:
o APAS: acute primaire anterieure schouderluxatie
o Vaak sporters
o Direct: Val op schouder. Indirect: extensie, abductie, exorotatie
, HAGL
Humeral Avulsion of the Glenohumeral Ligaments, dit is een niet vaak voorkomende oorzaak van
schouderinstabiliteit. Het gaat om het inferieur gelegen ligament. Dit lijkt te moeten gebeuren
voordat er een dislocatie kan ontstaan.
Als het op spanning staat is het kapsel minder vervormbaar: dit zorgt ervoor dat de kop in de kom
wordt gedrukt.
De richting waarin de kop uit de kom is zeg niks over de richting hoe die eruit is gegaan.
De scheur moet zodanig groot zijn dat de kop erdoorheen past.
Groot verschil tussen subluxatie en dislocatie. Subluxatie (kom niet door het kapsel).
De pezen van de subscapularis en de latissumus duwen de humerus terug in zijn anatomischie positie
na een dislocatie. Dit zou kunnen, met name de subscapularis, als de humerus naar achter luxeert en
de spieren spannen aan duwen ze als het ware de humerus kop weer terug, hiervoor moeten ze dus
wel aanspannen.
