Samenvatting Anatomie en Fysiologie
Hoofdstuk 2 – Cellen, weefsels en organen.
Kenmerken van leven
Organisme is een woord wat een levend wezen aanduid. Iets leeft als alle kenmerken voor leven te
herkennen zijn.
Deze kenmerken zijn :
- Stofwisseling ; Metabolisme, is het geheel van chemische processen die nodig zijn voor de
functie, energiebehoefte, opbouw en het voortbestaan van een organisme en
zijn cellen. Een chemisch proces is in feite de ontbinding van een stof en de
omzetting ervan naar een nieuwe stof.
Stofwisseling kunnen we onderverdelen in twee afzonderlijke verwerkingen.
Het proces van afbraak (katabolisme) en het proces van opbouw
(anabolisme). Het proces van afbraak omvat het steeds verder uiteenvallen
van stoffen tot steeds kleinere stukjes materiaal (moleculen).
Het proces van opbouw komt daarna: de moleculen gaan zich met elkaar
verbinden, om nieuwe stoffen te vormen. Zo worden bijvoorbeeld eiwitten
gevormd voor de opbouw van nieuwe cellen en nieuw leven.
- Groei ; Ontstaat doordat bestaande cellen groter worden en er zich nieuwe cellen vormen,
doordat cellen zich delen. Gaat het vormen van nieuwe cellen sneller dan het
afbreken, dan is er sprake van groei door toename.
- Prikkelontvangst en -verwerking ; Mensen zijn in staat om signalen (prikkels) op te vangen
(prikkelontvangst), deze signalen door te geven, te
verwerken en hierop te reageren (prikkelverwerking).
- Aanpassingsvermogen ; Adaptatie, is het vermogen tot het aanpassen aan veranderde
omstandigheden.
- Beweging ; Is het vermogen om te veranderen in vorm en je te verplaatsen. Je skelet en
spieren heb je hiervoor nodig.
- Voortplanting ; Het aantal organismen neemt toe. Voortplanting maakt het mogelijk dat een
organisme blijft voortbestaan.
Cellen
De mens komt voort uit bevruchte eicel. Door ontwikkeling zygote ontstaan verschillende soorten
cellen met hetzelfde DNA.
Alle lichaamscellen hebben de taak om zichzelf in leven te houden en te vervangen. Daarnaast
specialiseren lichaamscellen zich om een specifieke taak uit te voeren.
Hoofdstuk 2 – Cellen, weefsels en organen.
Kenmerken van leven
Organisme is een woord wat een levend wezen aanduid. Iets leeft als alle kenmerken voor leven te
herkennen zijn.
Deze kenmerken zijn :
- Stofwisseling ; Metabolisme, is het geheel van chemische processen die nodig zijn voor de
functie, energiebehoefte, opbouw en het voortbestaan van een organisme en
zijn cellen. Een chemisch proces is in feite de ontbinding van een stof en de
omzetting ervan naar een nieuwe stof.
Stofwisseling kunnen we onderverdelen in twee afzonderlijke verwerkingen.
Het proces van afbraak (katabolisme) en het proces van opbouw
(anabolisme). Het proces van afbraak omvat het steeds verder uiteenvallen
van stoffen tot steeds kleinere stukjes materiaal (moleculen).
Het proces van opbouw komt daarna: de moleculen gaan zich met elkaar
verbinden, om nieuwe stoffen te vormen. Zo worden bijvoorbeeld eiwitten
gevormd voor de opbouw van nieuwe cellen en nieuw leven.
- Groei ; Ontstaat doordat bestaande cellen groter worden en er zich nieuwe cellen vormen,
doordat cellen zich delen. Gaat het vormen van nieuwe cellen sneller dan het
afbreken, dan is er sprake van groei door toename.
- Prikkelontvangst en -verwerking ; Mensen zijn in staat om signalen (prikkels) op te vangen
(prikkelontvangst), deze signalen door te geven, te
verwerken en hierop te reageren (prikkelverwerking).
- Aanpassingsvermogen ; Adaptatie, is het vermogen tot het aanpassen aan veranderde
omstandigheden.
- Beweging ; Is het vermogen om te veranderen in vorm en je te verplaatsen. Je skelet en
spieren heb je hiervoor nodig.
- Voortplanting ; Het aantal organismen neemt toe. Voortplanting maakt het mogelijk dat een
organisme blijft voortbestaan.
Cellen
De mens komt voort uit bevruchte eicel. Door ontwikkeling zygote ontstaan verschillende soorten
cellen met hetzelfde DNA.
Alle lichaamscellen hebben de taak om zichzelf in leven te houden en te vervangen. Daarnaast
specialiseren lichaamscellen zich om een specifieke taak uit te voeren.