Samenvatting Fiscaliteit keuzeblok Familievermogensrecht
Reader Fiscale Aspecten & hoofdstuk 5.6, 5.7, 5.8 en 5.9 uit
wegwijs Successiewet via Hanze mediatheek
Inhoudsopgave
Reader Fiscale Aspecten.................................................................................2
11.1 Inleiding.................................................................................................................. 2
11.2 Fiscale woonplaats.................................................................................................. 2
11.3 De tarieven............................................................................................................. 2
11.4 Vrijstellingen erfbelasting.......................................................................................3
11.6 Schenkbelasting...................................................................................................... 4
11.7 Verkrijging krachtens erfrecht.................................................................................5
, Reader Fiscale Aspecten
11.1 Inleiding
Schenkbelasting en erfbelasting zijn beide opgenomen in de Successiewet (Art 1
SW)
Erfbelasting = wordt geheven over alles wat iemand krachtens erfrecht
verkrijgt van iemand die op moment van zijn overlijden in Nederland
woont. Art 1 lid 1 ten 1e SW.
o Woonplaats van ontvanger is dus niet relevant
Schenkbelasting = wordt geheven over alles wat door schenking wordt
verkregen van iemand die op tijdstip van schenking in Nederland woonde.
Art 1 lid 1 ten 2e SW
o Schenking = elke bevoordeling uit vrijgevigheid. Degene die
schenking ontvangt (begiftigde) is belastingplichtig.
o Woonplaats van ontvanger niet relevant
11.2 Fiscale woonplaats
Voor schenkbelasting en erfbelasting is vereist dat schenker/erflater in Nederland
woont.
Art 3 lid 1 SW = woonplaatsfictie:
Een Nederlander die in NL heeft gewoond
En binnen 10 jaar nadat hij NL heeft verlaten
Is overleden of een schenking heeft gedaan
Wordt geacht in NL te hebben gewoond ten tijde van overlijden of doen
van schenking
Art 3 lid 2 SW:
Een ieder die in NL heeft gewoond
En binnen 1 jaar nadat hij NL metterwoon heeft verlaten
Een schenking heeft gedaan
Wordt geacht ten tijde van doen van schenking in NL hebben gewoond
10- jaarstermijn een Nederlander die binnen 10 jaar na emigratie een
schenking doet, wordt geacht nog steeds in Nederland te wonen (art 3 lid 1 SW).
Hetzelfde geldt voor vererving.
Gevolg = begiftigde is erf of schenkbelasting verschuldigd in Nederland.
De woonplaatsfictie kan in praktijk leiden tot dubbele belastingheffing, namelijk
in Nederland en het woonland.
Om dit te vermijden, heeft Nederland met een aantal landen
erfbelastingverdragen gesloten. Is er geen verdrag? Dan verleent
Nederland in sommige gevallen een belastingvermindering o.g.v. het
Besluit voorkoming dubbele belasting.
11.3 De tarieven
Tarieven voor schenk- en erfbelasting zijn gelijk. De SW kent 3 tariefgroepen met
elk 2 tariefschijven (art 24 lid 1 SW).
Tariefgroep 1 = 10% tot 20% partners en kinderen
Tariefgroep 1A = opslag van 80% ten opzichte van tariefgroep 1, dus 18%
of 36% kleinkinderen
Tariefgroep 2 = 30% tot 40% overige verkrijgers
Reader Fiscale Aspecten & hoofdstuk 5.6, 5.7, 5.8 en 5.9 uit
wegwijs Successiewet via Hanze mediatheek
Inhoudsopgave
Reader Fiscale Aspecten.................................................................................2
11.1 Inleiding.................................................................................................................. 2
11.2 Fiscale woonplaats.................................................................................................. 2
11.3 De tarieven............................................................................................................. 2
11.4 Vrijstellingen erfbelasting.......................................................................................3
11.6 Schenkbelasting...................................................................................................... 4
11.7 Verkrijging krachtens erfrecht.................................................................................5
, Reader Fiscale Aspecten
11.1 Inleiding
Schenkbelasting en erfbelasting zijn beide opgenomen in de Successiewet (Art 1
SW)
Erfbelasting = wordt geheven over alles wat iemand krachtens erfrecht
verkrijgt van iemand die op moment van zijn overlijden in Nederland
woont. Art 1 lid 1 ten 1e SW.
o Woonplaats van ontvanger is dus niet relevant
Schenkbelasting = wordt geheven over alles wat door schenking wordt
verkregen van iemand die op tijdstip van schenking in Nederland woonde.
Art 1 lid 1 ten 2e SW
o Schenking = elke bevoordeling uit vrijgevigheid. Degene die
schenking ontvangt (begiftigde) is belastingplichtig.
o Woonplaats van ontvanger niet relevant
11.2 Fiscale woonplaats
Voor schenkbelasting en erfbelasting is vereist dat schenker/erflater in Nederland
woont.
Art 3 lid 1 SW = woonplaatsfictie:
Een Nederlander die in NL heeft gewoond
En binnen 10 jaar nadat hij NL heeft verlaten
Is overleden of een schenking heeft gedaan
Wordt geacht in NL te hebben gewoond ten tijde van overlijden of doen
van schenking
Art 3 lid 2 SW:
Een ieder die in NL heeft gewoond
En binnen 1 jaar nadat hij NL metterwoon heeft verlaten
Een schenking heeft gedaan
Wordt geacht ten tijde van doen van schenking in NL hebben gewoond
10- jaarstermijn een Nederlander die binnen 10 jaar na emigratie een
schenking doet, wordt geacht nog steeds in Nederland te wonen (art 3 lid 1 SW).
Hetzelfde geldt voor vererving.
Gevolg = begiftigde is erf of schenkbelasting verschuldigd in Nederland.
De woonplaatsfictie kan in praktijk leiden tot dubbele belastingheffing, namelijk
in Nederland en het woonland.
Om dit te vermijden, heeft Nederland met een aantal landen
erfbelastingverdragen gesloten. Is er geen verdrag? Dan verleent
Nederland in sommige gevallen een belastingvermindering o.g.v. het
Besluit voorkoming dubbele belasting.
11.3 De tarieven
Tarieven voor schenk- en erfbelasting zijn gelijk. De SW kent 3 tariefgroepen met
elk 2 tariefschijven (art 24 lid 1 SW).
Tariefgroep 1 = 10% tot 20% partners en kinderen
Tariefgroep 1A = opslag van 80% ten opzichte van tariefgroep 1, dus 18%
of 36% kleinkinderen
Tariefgroep 2 = 30% tot 40% overige verkrijgers