Module Beargumenteren van zorg
HVVB18BVZ
Naam:
Leerlingnummer:
Docentbegeleider:
Stagebegeleiders:
Opleiding: HBO-Verpleegkunde
Datum: 27 mei 2024
,Inleiding
In deze module wordt door de student laten zien dat alle fasen van het klinisch redeneren
beheerst worden, waarbij de student kan integreren in zowel de theorie als de praktijk en dit
in een specifieke verpleegsituatie kan toepassen (Hanze, z.d.). De zorgvrager en/of diens
naasten worden hierbij betrokken.
Aan de hand van de zes stappen van Marc Bakker (2017), gericht op klinisch redeneren,
wordt uit de praktijk de casus van meneer X uitgewerkt. Het doel van deze zes stappen is
goed doordachte, resulterend in optimale, patiëntenzorg kunnen leveren. Bij deze zes
stappen staan de drie O’s, namelijk: Observeren, Ordenen en Oordelen, centraal. Aan de
hand van deze drie O’s, verweven in de zes stappen van Marc Bakker, kan het klinisch
redeneren worden toegepast op een gestructureerde wijze.
Om de casus van meneer X duidelijk in kaart te brengen, wordt deze eerst toegelicht en
vervolgens uitgewerkt aan de hand van de gezondheidspatronen van Gordon. Hierna zullen
de zes stappen van het klinisch redeneren van Marc Bakker op de casus worden toegepast.
Kijkend naar de CanMEDS rollen die gebruikt worden om de verschillende rollen van de
zorgprofessional uit te kunnen leggen (V&VN, z.d.-a), komen de rollen ‘zorgverlener’,
‘communicator’ en ‘EBP-professional’ in deze module aan bod. Als zorgverlener richt de
verpleegkundige het verpleegkundig proces in. Dit wordt in samenwerking met andere
professionals in de zorg vormgegeven (Hanzehogeschool Groningen, z.d.). De
verpleegkundige onderzoekt welke problemen de patiënt heeft en kijkt hierbij wat hij of zij zelf
kan en welke verpleegkundige zorg hierbij nodig is.
Daarnaast kijkt de verpleegkundige als communicator welke informatie iemand nodig heeft in
diens ziekteproces, waarbij rekening gehouden wordt met ‘communiceren op maat’. Hierbij
wordt gekeken naar taalbeheersing, culturele achtergrond, draagkracht en begripsniveau van
zowel de patiënt als diens naasten.
Als laatste is de verpleegkundige als EBP-professional altijd op zoek naar een zo goed
mogelijke en beschikbare onderbouwing van het handelen, ook wel Evidence-based Practice
(EBP) genoemd. Deze kennis wordt in de praktijk toegepast.
De leeruitkomsten die in deze module getoetst zullen worden zijn:
Leeruitkomst 1: De student laat zien informatie te kunnen verzamelen en combineren
vanuit diverse bronnen in de verschillende fasen van het verpleegkundige proces binnen een
authentieke hoog-complexe context.
Leeruitkomst 2: De student stelt op basis van klinisch redeneren het verpleegkundig proces
vast binnen een authentieke hoog-complexe context.
2
, Leeruitkomst 2.1.: De student verantwoordt in een casusbespreking, aan de hand
van klinisch redeneren, het vastgestelde verpleegkundige proces.
Leeruitkomst 3: De student verantwoordt met gebruikmaking van EBP het verpleegkundig
proces binnen een authentieke hoog-complexe context.
Leeruitkomst 4: De student voert het verpleegkundig proces zelfstandig uit en evalueert het
verpleegkundig proces binnen een authentieke hoog-complexe context.
Leeruitkomst 5: De student communiceert op persoonsgericht en professionele wijze met
de zorgvrager en diens informele netwerk, waarbij voor optimale informatie-uitwisseling
wordt gezorgd.
Leeruitkomst 6: De student past informatie en communicatietechnologieën toe als
aanvulling op het persoonlijk contact met de zorgvrager en diens informele netwerk.
3
, Inhoudsopgave
Inleiding........................................................................................................................................................ 2
Inhoudsopgave.............................................................................................................................................. 4
1. Casusuitwerking......................................................................................................................................... 7
1.1. Algemene informatie.....................................................................................................................................7
1.2. Voorgeschiedenis..........................................................................................................................................7
1.3. Huidige situatie.............................................................................................................................................7
1.4. Medicatielijst.................................................................................................................................................9
1.5. Recente parameters....................................................................................................................................11
1.6. Gezondheidspatronen van Gordon.............................................................................................................11
1.6.1. Patroon van gezondheidsbeleving en instandhouding.......................................................................12
1.6.2. Voedings- en stofwisselingspatroon....................................................................................................12
1.6.3. Uitscheidingspatroon...........................................................................................................................13
1.6.4. Activiteitenpatroon..............................................................................................................................13
1.6.5. Slaap- en rustpatroon..........................................................................................................................13
1.6.6. Cognitiepatroon...................................................................................................................................13
1.6.7. Zelfbelevingspatroon...........................................................................................................................13
1.6.8. Rollen-/relatiepatroon.........................................................................................................................14
1.6.9. Seksualiteits-/voortplantingspatroon..................................................................................................14
1.6.10. Stressverwerkingspatroon.................................................................................................................14
1.6.11. Waarden-/overtuigingspatroon........................................................................................................14
1.7. Zelfredzaamheidsradar...............................................................................................................................15
1.8. Ecogram......................................................................................................................................................16
2. Oriëntatie op de situatie.......................................................................................................................... 19
2.1. De SBAR.......................................................................................................................................................19
3. Klinische problematiek inzichtelijk............................................................................................................ 23
3.1. Niet-afwijkende zorgthema’s......................................................................................................................23
3.2. Afwijkende zorgthema’s..............................................................................................................................23
3.2.1. Welbevinden........................................................................................................................................23
3.2.2. Mentale functies..................................................................................................................................24
3.2.3. Luchtwegen..........................................................................................................................................24
3.2.4. Ademhaling..........................................................................................................................................24
3.2.5. Circulatie..............................................................................................................................................24
3.2.6. Zuurstofvoorziening van het hart........................................................................................................25
3.2.7. Urogenitale functies............................................................................................................................25
3.2.8. Bloed....................................................................................................................................................26
3.2.9. Bewegingsapparaat.............................................................................................................................26
3.2.10. Huid en afweer..................................................................................................................................27
3.2.11. Spijsverteringsfuncties.......................................................................................................................27
3.2.12. Functioneren en zelfredzaamheid.....................................................................................................28
4
HVVB18BVZ
Naam:
Leerlingnummer:
Docentbegeleider:
Stagebegeleiders:
Opleiding: HBO-Verpleegkunde
Datum: 27 mei 2024
,Inleiding
In deze module wordt door de student laten zien dat alle fasen van het klinisch redeneren
beheerst worden, waarbij de student kan integreren in zowel de theorie als de praktijk en dit
in een specifieke verpleegsituatie kan toepassen (Hanze, z.d.). De zorgvrager en/of diens
naasten worden hierbij betrokken.
Aan de hand van de zes stappen van Marc Bakker (2017), gericht op klinisch redeneren,
wordt uit de praktijk de casus van meneer X uitgewerkt. Het doel van deze zes stappen is
goed doordachte, resulterend in optimale, patiëntenzorg kunnen leveren. Bij deze zes
stappen staan de drie O’s, namelijk: Observeren, Ordenen en Oordelen, centraal. Aan de
hand van deze drie O’s, verweven in de zes stappen van Marc Bakker, kan het klinisch
redeneren worden toegepast op een gestructureerde wijze.
Om de casus van meneer X duidelijk in kaart te brengen, wordt deze eerst toegelicht en
vervolgens uitgewerkt aan de hand van de gezondheidspatronen van Gordon. Hierna zullen
de zes stappen van het klinisch redeneren van Marc Bakker op de casus worden toegepast.
Kijkend naar de CanMEDS rollen die gebruikt worden om de verschillende rollen van de
zorgprofessional uit te kunnen leggen (V&VN, z.d.-a), komen de rollen ‘zorgverlener’,
‘communicator’ en ‘EBP-professional’ in deze module aan bod. Als zorgverlener richt de
verpleegkundige het verpleegkundig proces in. Dit wordt in samenwerking met andere
professionals in de zorg vormgegeven (Hanzehogeschool Groningen, z.d.). De
verpleegkundige onderzoekt welke problemen de patiënt heeft en kijkt hierbij wat hij of zij zelf
kan en welke verpleegkundige zorg hierbij nodig is.
Daarnaast kijkt de verpleegkundige als communicator welke informatie iemand nodig heeft in
diens ziekteproces, waarbij rekening gehouden wordt met ‘communiceren op maat’. Hierbij
wordt gekeken naar taalbeheersing, culturele achtergrond, draagkracht en begripsniveau van
zowel de patiënt als diens naasten.
Als laatste is de verpleegkundige als EBP-professional altijd op zoek naar een zo goed
mogelijke en beschikbare onderbouwing van het handelen, ook wel Evidence-based Practice
(EBP) genoemd. Deze kennis wordt in de praktijk toegepast.
De leeruitkomsten die in deze module getoetst zullen worden zijn:
Leeruitkomst 1: De student laat zien informatie te kunnen verzamelen en combineren
vanuit diverse bronnen in de verschillende fasen van het verpleegkundige proces binnen een
authentieke hoog-complexe context.
Leeruitkomst 2: De student stelt op basis van klinisch redeneren het verpleegkundig proces
vast binnen een authentieke hoog-complexe context.
2
, Leeruitkomst 2.1.: De student verantwoordt in een casusbespreking, aan de hand
van klinisch redeneren, het vastgestelde verpleegkundige proces.
Leeruitkomst 3: De student verantwoordt met gebruikmaking van EBP het verpleegkundig
proces binnen een authentieke hoog-complexe context.
Leeruitkomst 4: De student voert het verpleegkundig proces zelfstandig uit en evalueert het
verpleegkundig proces binnen een authentieke hoog-complexe context.
Leeruitkomst 5: De student communiceert op persoonsgericht en professionele wijze met
de zorgvrager en diens informele netwerk, waarbij voor optimale informatie-uitwisseling
wordt gezorgd.
Leeruitkomst 6: De student past informatie en communicatietechnologieën toe als
aanvulling op het persoonlijk contact met de zorgvrager en diens informele netwerk.
3
, Inhoudsopgave
Inleiding........................................................................................................................................................ 2
Inhoudsopgave.............................................................................................................................................. 4
1. Casusuitwerking......................................................................................................................................... 7
1.1. Algemene informatie.....................................................................................................................................7
1.2. Voorgeschiedenis..........................................................................................................................................7
1.3. Huidige situatie.............................................................................................................................................7
1.4. Medicatielijst.................................................................................................................................................9
1.5. Recente parameters....................................................................................................................................11
1.6. Gezondheidspatronen van Gordon.............................................................................................................11
1.6.1. Patroon van gezondheidsbeleving en instandhouding.......................................................................12
1.6.2. Voedings- en stofwisselingspatroon....................................................................................................12
1.6.3. Uitscheidingspatroon...........................................................................................................................13
1.6.4. Activiteitenpatroon..............................................................................................................................13
1.6.5. Slaap- en rustpatroon..........................................................................................................................13
1.6.6. Cognitiepatroon...................................................................................................................................13
1.6.7. Zelfbelevingspatroon...........................................................................................................................13
1.6.8. Rollen-/relatiepatroon.........................................................................................................................14
1.6.9. Seksualiteits-/voortplantingspatroon..................................................................................................14
1.6.10. Stressverwerkingspatroon.................................................................................................................14
1.6.11. Waarden-/overtuigingspatroon........................................................................................................14
1.7. Zelfredzaamheidsradar...............................................................................................................................15
1.8. Ecogram......................................................................................................................................................16
2. Oriëntatie op de situatie.......................................................................................................................... 19
2.1. De SBAR.......................................................................................................................................................19
3. Klinische problematiek inzichtelijk............................................................................................................ 23
3.1. Niet-afwijkende zorgthema’s......................................................................................................................23
3.2. Afwijkende zorgthema’s..............................................................................................................................23
3.2.1. Welbevinden........................................................................................................................................23
3.2.2. Mentale functies..................................................................................................................................24
3.2.3. Luchtwegen..........................................................................................................................................24
3.2.4. Ademhaling..........................................................................................................................................24
3.2.5. Circulatie..............................................................................................................................................24
3.2.6. Zuurstofvoorziening van het hart........................................................................................................25
3.2.7. Urogenitale functies............................................................................................................................25
3.2.8. Bloed....................................................................................................................................................26
3.2.9. Bewegingsapparaat.............................................................................................................................26
3.2.10. Huid en afweer..................................................................................................................................27
3.2.11. Spijsverteringsfuncties.......................................................................................................................27
3.2.12. Functioneren en zelfredzaamheid.....................................................................................................28
4