Cellen van leydig (in de zaadballen): maken
testosteron
Dit hormoon activeert de cellen van Sertolli in het
zaadbuisje. Deze scheiden groeifactoren af die
zaadcellen tot meiose aanzetten. Normaal
gesproken sterft bij gezonde mannen al een groot
deel van de voorlopers van de zaadcellen door
apoptose. Dit is niet ernstig, want uit de
overgebleven voorloper cellen ontstaan veel
zaadcellen.
Versterkte apoptose: door stoffen in het milieu
zoals BPA. Wordt op verschillende plaatsen de ontwikkeling van de zaadcellen
beïnvloed en zullen zich zelf eerder vernietigen. Het aantal zaadcellen neemt dan af.
Hypofyse
hormoon GnRH (uit hypothalamus) hypofyse gaat hierdoor FSH (follikel
stimulerend hormoon) en LH (luteïniserend hormoon) afgeven aan het bloed.
Beiden bedoeld voor je geslachtsorganen.
Cellen met de juiste receptor voor de hormonen in je geslachtsorganen
reageren: ze maken dan geslachtscellen of gaan hormonen afgeven.
Vruchtbaarheid bij jongen
FSH stimuleert de productie van
zaadcellen in de zaadballen.
LH stimuleert de vorming van het hormoon
testosteron door de interstitiële cellen in de
zaadbuisjes.
Testosteron
o regelt de secundaire
geslachtskenmerken (baardgroei, groei
strottenhoofd, verlaagde stem, sterke
uitgroei spieren en botten, uitgroei penis,
testes, zaadblaasjes en prostaat)
o Remt de GnRH, FSH-en LH-productie.
Bij vrouwen Bij mannen
FSH: bevorder de rijping follikel FSH: bevordert de vorming van zaadcellen
LH: meiose 1 wordt voltooid LH: bevordert de testosteron productie
LH: bevordert de ovulatie Testosteron: bevordert de ontwikkeling secundaire
Oestrogeen / oestradiol: remt de FSH geslachtskenmerken
productie
Progesteron: remt LH productie
,Vruchtbaarheid bij meisjes
FSH start per menstruatie cyclus de ontwikkeling
van vijf tot twaalf follikels.
Ontwikkelende follikels vormen oestradiol Dit remt
de vorming van FSH en stimuleert de groei van nieuw
baarmoederslijmvlies en LH
Follikels maken hormonen oestrogenen. Alleen
follikel met hoge oestrogenenproductie ontwikkelt
zich.
Oestrogenen
1. Gaan via het bloed naar de hypothalamus en
de hypofyse en remmen de GnRH en FSH-
productie (negatieve terugkoppeling)
voorkomt de ontwikkeling van andere follikels
2. Bevorderen ook groei baarmoederslijmvlies
3. Rond 13e dag menstruatie cyclus stimuleert
de grote hoeveelheid oestrogenen de
productie van LH door de hypofyse
LH: Veroorzaakt de voltooiing van meiose 1 en de ovulatie (eisprong = eicel barst uit
de follikel).
Bevruchting moet binnen een dag gebeuren anders sterft de eicel.
De lege follikel neemt veel vetachtige stoffen op, krijgt daardoor een gele kleur
en heet nu het geel lichaam (maakt oestrogenen en progesteron)
Progesteron: Stimuleert de groei en ontwikkeling van het baarmoederslijmvlies en
remt de GnRH-, FSH- en LH-productie. Zolang geel lichaam werkt geen nieuwe
follikel.
Menstruatie cyclus: duurt gemiddeld 28 dagen.
Is de eicel niet bevrucht dan verschrompelt het geel lichaam na ongeveer tien dagen.
de vorming van oestrogeen en progesteron stopt gevolgen:
1. Een deel van baarmoederslijmvlies laat los: de menstruatie begint
2. De FHS-productie komt weer op gang. De cyclus begint weer opnieuw met de
ontwikkeling van follikels en productie van oestrogeen.
HCG: zwangerschapshormoon, wordt enkele dagen na de bevruchting aangemaakt.
Stimuleert de productie van progesteron. Dit is het hormoon dat zwangerschap
aantoont.
, 13.1 Hormoonklieren
Homeostase: De omstandigheden buiten het lichaam (uitwendig milieu) veranderen
voortdurend. De omstandigheden in het lichaam moeten ongeveer gelijk blijven. Bij
handhaving van deze homeostase spelen zenuwen en hormonen en belangrijke rol.
De omstandigheden in het externe milieu wisselen voortdurend. Er moeten dus
allerlei regelsystemen zijn om deze in het interne milieu min of meer stabiel te
houden.
Hormoonklieren: organen die elders in het lichaam organen en weefsels activeren.
hormonen werken alleen bij cellen met een passende receptor voor dat hormoon:
doelwitorganen en -weefsels
Exocriene klieren: hebben wel
een afvoerbuis, ze geven hun
product af aan het uitwendige
milieu (bijv. spijsverterings- en
zweetklieren)
Endocriene klieren: hebben geen
afvoerbuis, ze geven hun product
af aan het inwendige milieu (bijv.
hormoonklieren).
Hypothalamus: