Hoofdstuk 1:
Door het bestellen van goederen:
- Zet je de goederenstroom in gang.
Externe goederenstroom = de weg die de artikelen afleggen tot de winkel. Dus vanaf de leverancier.
Interne goederenstroom = de weg vanaf binnenkomst producten in de winkel tot dat de klant ze
koopt.
Bij de goederenontvangst is het belangrijk om alle binnenkomende producten te controleren, straks
neem je de verkeerde producten bijv aan.
Hoe bereid je de goederenontvangst voor?
- Kijken wat er binnen gaat komen
- Ruimte vrijmaken zodat producten makkelijk naar binnen kunnen
- Mensen regelen die het gaan doen
Kwantitatieve controle = controle of de hoeveelheid producten klopt
Kwalitatieve controle = controle of de kwaliteit van de producten nog wel goed is. Is er niks
beschadigd?
Waarom is het belangrijk dat je precies weet wat er binnen komt en wanneer?
- Zodat je mensen / middelen kan regelen voor de goederenontvangst
Bij de controle van de goederenontvangst gebruik je de:
- Vracht brief / pakbon (digitaal of op papier).
Vrachtbrief / pakbon = hierop staat wat er is besteld / hoeveel etc.
Integrale controle van de goederen = kost veel tijd. Je gaat dan precies allemaal controleren of alles
er is, er niks beschadigd is etc.
,Steekproefcontroles = kost veel minder tijd. Je gaat in grote lijnen checken of alles er is.
Er zijn twee soorten controles:
1. Integrale controle: kost veel tijd en duurt lang. Je gaat precies alles checken
2. Steekproefcontrole: kost minder tijd. Je gaat het in grote lijnen controleren.
Steekproefcontroles worden ook gebruikt bij het controleren van werk van medewerkers. Doen hun
hun werk wel goed?
Goederen zijn tijden de transport (reis):
- Verpakt: om ze te beschermen tegen beschadigingen
- Verpakt om te bundelen: zo kun je meer versturen
Sommige verpakkingen kun je verzamelen en retourneren aan de leverancier, dit noem je:
- Emballage.
Emballage = verpakkingen die je weer retourneert aan je leverancier. Je zamelt ze dan in.
Emballage zijn verpakkingen die je meerdere keren kunt gebruiken en er zit statiegeld op. Vandaar
dat je ze retourneert naar de leverancier.
Emballage : statie geld / kunt deze meerdere keren gebruiken.
Reclameren = als een levering niet goed geleverd is ga je reclameren. Bijv als er iets niet verstuurd is.
Bij afwijkingen van de goederenontvangst ga je:
- Reclameren bij je leverancier.
Het kan nodig zijn dat je de goederen terug moet sturen naar je leverancier, je noemt deze goederen:
- Retourgoederen.
, Retourgoederen = goederen die je retour stuurt naar je leverancier omdat er iets niet klopt. Bijv, niet
goede producten of de kwaliteit is niet goed.
Het is belangrijk om de administratieve afhandeling van retourgoederen meteen te doen want zo
staat alles goed en duidelijk in het systeem. Dit bespaart een hoop gezeur.
Begrippen:
Achterdeurprocedure = procedure om de veiligheid van medewerkers te waarborgen.
Backorder = producten die leverancier voor je achterhoudt voor een volgend levermoment
Consignatiegoederen = goederen die je pas aan de leverancier betaald als jij ze hebt verkocht.
Colli = verpakking (pakket)
Collo = verpakking (pakket)
Derving = verlies van omzet doordat producten niet meer verkocht kunnen worden. Bijv door
diefstal, administratieve fout.
Emballage = verpakkingen die je meerdere keren kunt gebruiken. Statiegeld. Deze gaan terug naar
leverancier.
Externe goederenstroom = vervoer van goederen buiten de winkel. Weg die product aflegt van
leverancier naar de winkel.
Factuur = overzicht van de geleverde goederen. Hierop staat: wat er is geleverd, prijzen,
leveringsdatum en het bedrag dat je moet betalen aan leverancier.
Geleidedocument = document met informatie over de bestelling. Moet aanwezig zijn tijdens de
transport (reis). Leverancier moet deze dus meesturen.
Integrale controle = complete controle van de goederen. Je gaat alles precies controleren. Kost veel
tijd.
Interne goederenstroom = route van de goederen binnen de winkel. Dus: weg die de producten
aflegt van de winkel naar de klant.
Inkoopovereenkomst = overeenkomst tussen koper en verkoper. Hierin staan dingen als kwaliteit,
prijs, hoeveelheid, betaling etc.
Kwalitatieve controle = controle op de kwaliteit van de goederen. Is er niks beschadigd?
Kwantitatieve controle = controle op de hoeveelheid van de goederen. Klopt de hoeveelheid?
Leveringsvoorwaarden = afspraken die je maakt over de levering. Wanneer moet het geleverd zijn?
Logistiek = alles wat te maken heeft met de goederenstroom: plannen, organiseren en uitvoeren.
Ook het beheren van de voorraad.
Mancomelding = schriftelijke melding aan de leverancier over de ontbrekende producten die niet
geleverd zijn.