Beknopte samenvatting LiO
Week 1 - Boonstra
Waarom veranderingen in organisaties vaak falen:
- Beleidsfouten en gebrekkig management
- Bestaande organisatiestructuren
- Macht en politiek in een organisatie
- Organisatiecultuur
- Individuele onzekerheden en psychologische weerstand
Planned change Organisational development Continuous change
Eén ‘beste manier’ Input van medewerkers Collectief sparren
Top-down sturing Top-down + bottom-up Non-hierarchisch
Consultant is product expert Consultant is proces expert Iedereen is expert
Episodic change Gradual change Continuous change
Focus: probleem-oplossing Focus: verbetering Focus: innovatie/vernieuwing
Benadering: generiek Benadering: generiek, locaal Benadering: historisch, lokaal
Dynamic systems theory = organisaties bevinden zich in complexe systemen waarin actoren constant
met elkaar interacteren en betekenis geven aan de gebeurtenissen om hen heen. Dit resulteert in
sociale constructen.
First-order leren = leren van fouten; handeling verbeteren op basis van ervaringen.
Second-order leren = reflecteren op situaties die niet routinematig kunnen worden opgelost.
Third-order leren = meta-reflectie, i.e. reflecteren op je eigen denkpatronen.
Week 1 - Oreg
Pre-change antecedents = individuele eigenschappen en organisatiecontext.
Change antecedents = het veranderproces, verwachte voor- en nadelen, verandercontext.
Change consequences = werk gerelateerde en persoonlijke gevolgen.
, Week 1 – Weick & Quinn
Episodic Continuous
Organisaties zijn traag; verandering is Organisaties reguleren zichzelf; verandering
intentioneel en infrequent vindt continue plaats
Verandering wordt gezien als een reactie Verandering wordt gezien als eindeloze
op het slechte aanpassingsvermogen van kleine, opbouwende aanpassingen op
de organisatie en daarom extern gedreven dagelijkse praktijken.
Perspectief: macro, van veraf, globaal Perspectief: micro, van dichtbij, locaal
De ideale organisatie is in staat om zich De ideale organisatie is in staat om zich
constant aan te passen. constant aan te passen.
Unfreeze-transition-freeze Freeze-rebalance-unfreeze
De aanjager creëert verandering Wie interpreteert maakt de verandering
Week 3 – Brown & Katz
Design thinking = een mensgerichte benadering die wensen/benodigdheden verbindt met
technologische mogelijkheden, wat kan worden omgezet in een product op de markt. Dit gebeurt
tijdens drie fasen: inspiratie, ideevorming en implementatie.
Week 3 – Brown
Manieren om design thinking deel te maken van alle innovatieprocessen:
- Een mensgerichte benadering hanteren
- Rapid prototyping gebruiken
- Samenwerken met klanten en derden
- Mix van grote en kleine projecten
- Budgetteer aan de hand van de innovatie en niet voor vaste cycli
- Gebruik multidisciplinaire teams
- Zorg voor betrokkenheid bij alle fasen van de innovatie
- Wees empathisch, optimistisch en collaboratief
Week 3 – McLean
Creativiteit = het produceren van nieuwe ideeën.
Innovatie = het proces waarin nieuwe ideeën doorontwikkeld en geïmplementeerd worden.
Organisatiecultuur = diep gewortelde normen, waarden en opvattingen binnen een organisatie.
Organisatieklimaat = manifestatie van handelingen en acties die voortvloeien uit de cultuur.
Soorten support voor creativiteit:
- Aanmoediging door de organisatie
- Aanmoediging door leidinggevenden
- Aanmoediging door werkgroepen en teams
- Vrijheid/autonomie
- Voldoende tijd en middelen
- Uitdaging
De grootste tegenwerker van creativiteit is controle.
Week 1 - Boonstra
Waarom veranderingen in organisaties vaak falen:
- Beleidsfouten en gebrekkig management
- Bestaande organisatiestructuren
- Macht en politiek in een organisatie
- Organisatiecultuur
- Individuele onzekerheden en psychologische weerstand
Planned change Organisational development Continuous change
Eén ‘beste manier’ Input van medewerkers Collectief sparren
Top-down sturing Top-down + bottom-up Non-hierarchisch
Consultant is product expert Consultant is proces expert Iedereen is expert
Episodic change Gradual change Continuous change
Focus: probleem-oplossing Focus: verbetering Focus: innovatie/vernieuwing
Benadering: generiek Benadering: generiek, locaal Benadering: historisch, lokaal
Dynamic systems theory = organisaties bevinden zich in complexe systemen waarin actoren constant
met elkaar interacteren en betekenis geven aan de gebeurtenissen om hen heen. Dit resulteert in
sociale constructen.
First-order leren = leren van fouten; handeling verbeteren op basis van ervaringen.
Second-order leren = reflecteren op situaties die niet routinematig kunnen worden opgelost.
Third-order leren = meta-reflectie, i.e. reflecteren op je eigen denkpatronen.
Week 1 - Oreg
Pre-change antecedents = individuele eigenschappen en organisatiecontext.
Change antecedents = het veranderproces, verwachte voor- en nadelen, verandercontext.
Change consequences = werk gerelateerde en persoonlijke gevolgen.
, Week 1 – Weick & Quinn
Episodic Continuous
Organisaties zijn traag; verandering is Organisaties reguleren zichzelf; verandering
intentioneel en infrequent vindt continue plaats
Verandering wordt gezien als een reactie Verandering wordt gezien als eindeloze
op het slechte aanpassingsvermogen van kleine, opbouwende aanpassingen op
de organisatie en daarom extern gedreven dagelijkse praktijken.
Perspectief: macro, van veraf, globaal Perspectief: micro, van dichtbij, locaal
De ideale organisatie is in staat om zich De ideale organisatie is in staat om zich
constant aan te passen. constant aan te passen.
Unfreeze-transition-freeze Freeze-rebalance-unfreeze
De aanjager creëert verandering Wie interpreteert maakt de verandering
Week 3 – Brown & Katz
Design thinking = een mensgerichte benadering die wensen/benodigdheden verbindt met
technologische mogelijkheden, wat kan worden omgezet in een product op de markt. Dit gebeurt
tijdens drie fasen: inspiratie, ideevorming en implementatie.
Week 3 – Brown
Manieren om design thinking deel te maken van alle innovatieprocessen:
- Een mensgerichte benadering hanteren
- Rapid prototyping gebruiken
- Samenwerken met klanten en derden
- Mix van grote en kleine projecten
- Budgetteer aan de hand van de innovatie en niet voor vaste cycli
- Gebruik multidisciplinaire teams
- Zorg voor betrokkenheid bij alle fasen van de innovatie
- Wees empathisch, optimistisch en collaboratief
Week 3 – McLean
Creativiteit = het produceren van nieuwe ideeën.
Innovatie = het proces waarin nieuwe ideeën doorontwikkeld en geïmplementeerd worden.
Organisatiecultuur = diep gewortelde normen, waarden en opvattingen binnen een organisatie.
Organisatieklimaat = manifestatie van handelingen en acties die voortvloeien uit de cultuur.
Soorten support voor creativiteit:
- Aanmoediging door de organisatie
- Aanmoediging door leidinggevenden
- Aanmoediging door werkgroepen en teams
- Vrijheid/autonomie
- Voldoende tijd en middelen
- Uitdaging
De grootste tegenwerker van creativiteit is controle.
