Hoofdstuk 6 – Indeling van stoffen
§6.1 – STROOMGELEIDING
Elektrische geleidbaarheid is een belangrijke eigenschap waarin stoffen kunnen verschillen.
Een stof geleidt elektrische stroom als:
• De stof bestaat uit geladen deeltjes.
• De deeltjes moeten vrij kunnen bewegen.
Metalen geleiden stroom in de vaste- en vloeibare fase. Zouten geleiden stroom in de vloeibare- en opgeloste
fase en moleculaire stoffen geleiden stroom in geen enkele fase.
METALEN (Koper, Cu): Zowel in de vloeibare als in de vaste fase komen er geladen deeltjes voor, die vrij
kunnen bewegen. Metalen bestaan op microniveau uit één atoomsoort en de formule is gelijk aan het
symbool.
ZOUTEN (ijzer(III)oxide, Fe2O3) : In de formule van een zout komt altijd zowel een metaal- als een niet
metaalatoomsoort voor. Zouten bestaan uit geladen deeltjes maar die kunnen niet in de vaste fase bewegen,
maar wel in de vloeibare en opgeloste fase.
MOLECULAIRE STOFFEN (Kaarsvet, C18H36O2): In de formule komt altijd alleen een niet-metaal voor. Er
komen in geen enkele fase bewegende geladen deeltjes voor.
§6.2 – METALEN
Metalen hebben een aantal gemeenschappelijke kenmerken op macroniveau:
• Hebben een glimmen oppervlak in hun zuivere vorm;
• Geleiden warmte en stroom;
• Kunnen worden vervormd, vooral als ze heet zijn;
• Kunnen in gesmolten toestand worden gemengd met andere metalen;
Een belangrijk verschil tussen metalen is de mate waarin ze gevoelig zijn voor corrosie. Bij corrosie reageren
metalen op stoffen uit de omgeving bijvoorbeeld zuurstof of water. Bij ijzer heet dit proces roesten.
Er zijn vier categorieën waarop je metalen op basis van hun corrosiegevoeligheid in kunt delen:
• Edele metalen (goud en zilver)= zijn volledig ongevoelig voor corrosie. Zuivere vorm in de natuur vinden.
• Halfedele metalen (kwik en koper)= zitten tussen gevoelig en ongevoelig in.
• Onedele metalen (ijzer en aluminium)= zitten tussen gevoelig en ongevoelig in. Kun je nooit in de zuivere
vorm in de natuur zien.
• Zeer onedele metalen (natrium en calcium)= zeer gevoelig voor corrosie. Kun je nooit in de zuivere vorm in
de natuur zien.
Bij vaste metalen zijn metaalatomen gerangschikt in een metaalrooster. Een metaalatoom kan enkele
elektronen uit de schillen loslaten, het metaalatoom wordt dan positief geladen. Een geladen atoom= ion. Een
metaalrooster ontstaat doordat postitieve ionen in een vast patroon zitten. De negatieve vrije ionen bewegen
tussen die positieve ionen. Deze binding= metaalbinding.
In de vloeibare en vaste toestand zijn er vrij bewegende elektronen, in die fases kunnen ze dus stroom
geleiden.
Een metaal is vervormbaar, als het metaal in de vaste fase bevindt,
kunnen positieve metaalionen in het metaalrooster langs elkaar
bewegen. Hoe hoger de temperatuur hoe makkelijker het gaat. De
aantrekkingskracht tussen de positief geladen en negatief geladen
metaalionen blijft aanwezig. Tijdens het vervormen breekt het metaal daardoor niet.