* Van 1000-1500
* De Middeleeuwen
* Van 500 tot 1500
* Op de voorgrond zie je een stadspoort en op de achtergrond
het interieur van een gotische kathedraal. Deze twee beelden
staan voor het religieuze en het politieke aspect van een
Middeleeuwse stad.
Dit tijdvak heeft vijf kenmerkende aspecten:
1 De opkomst van de handel en ambacht die de basis legden voor het herleven
van een agrarisch-stedelijke samenleving.
In de elfde en twaalfde eeuw waren er grote landbouwontginningen. Daardoor steeg de
voedselproductie en nam de bevolking snel toe. Ook door inpoldering kwamen er
veranderingen in de grotendeels autarkische samenleving. De boeren gingen de
landbouwgrond intensiever gebruiken door van het tweeslagstelsel naar het drieslagstelsel
over te stappen. De voedseloverschotten op het platteland maakten de ontwikkeling van
steden mogelijk. Boeren gingen steeds vaker over van akkerbouw naar veeteelt. Dit wijst
erop dat in de groeiende steden vraag was naar luxere voedingsproducten. Niet langer
hoefde iedereen boer te zijn en mensen konden door handel en nijverheid in hun
levensonderhoud voorzien. Mensen in de steden maakten van hun ambacht hun beroep.
Handelaren van een stad organiseerden zich in koopmansgilden. Ze werkten samen om
bijvoorbeeld handelsvoorrechten te krijgen. Het organiseren van een Hanze was een
volgende stap in de schaalvergroting van de handel tussen regio's. Brugge en Venetië
waren de belangrijkste handelssteden. Tussen die twee gebieden ontstond handel, eerst
ging die over landwegen maar ook al snel over zee door verbeteringen in de scheepvaart.
Tussen stad en platteland werden veel goederen uitgewisseld en het gebruik van geld nam
weer toe. Het karakter van de samenleving veranderde van agrarisch naar agrarisch-
stedelijk.
Ambacht: beroep waarbij een handwerker met een gereedschap eindproducten maakt.
Handel: het ruilen van producten voor andere producten of voor geld.
Hanze: samenwerkingsverband in de Middeleeuwen van Noord-Europese steden om elkaar
te ondersteunen bij de handel.
1340: Brugge telt 46.000 inwoners.
Oefenvragen:
Bij de ontwikkeling van een stad in de Middeleeuwen kun je drie fasen
onderscheiden:
1 Handel met het omliggende platteland.
2 Handel in een grotere regio met daarin kleinere steden.
3 De stad is het handelscentrum van verschillende regio;s van met elkaar
handeldrijvende steden.
Geef de ontwikkeling van Brugge in elke fase aan.
1 Voedsel en wol werden van het platteland gehaald. De nijverheidsproducten uit de stad
werden door de bewoners van het platteland gekocht.
2 Brugge werd na de vloedgolf van 1134 de belangrijkste handelsstad van West-
Vlaanderen. Vanuit Brugge werd handel gedreven met Engeland en omliggende steden in
Vlaanderen.
3 Brugge werd een handelscentrum voor het gebied van de Hanze van Londen, de Duitse
Hanze en het handelsgebeid van de Middellandse Zee.