Interactie
1. Frequentie interactie
2. Regelmaat interactie
3. Uitgebreidheid
4. Coördinatie
5. Eenzijdigheid
6. Directheid
Sociaal handelen
Rationeel handelen (met verstand)
1. Doelrelationeel handelen (welbewust, doelgericht, afgewogen)
2. Waarderelationeel handelen (gebaseerd op waarde, principe)
Niet-relationeel handelen
3. Affectueel handelen (emotie, ongecontroleerd)
4. Traditioneel handelen.
Sociale posities
- Toegewezen (ascribed)
- Verworven (achieved)
- Tijdelijke posities
Status (waardering positie)
Aanzien (invulling positie)
Achting
Symbolisch interactionisme
De sociale werkelijkheid wordt bepaald door de definitie van de waargenomen toestand en steeds
opnieuw geconstrueerd.
Kerngedachten
1. Mensen reageren op dingen om hen heen op basis van de betekenis die deze voor hen
hebben.
2. Mensen construeren (categoriseren) deze betekenis in sociale interactie met medemensen
3. De betekenis word gehanteerd en gebruikt het om met dingen die het tegenkomt om te
gaan.
,Typologieën van Becker
Waargenomen als afwijkend Niet waargenomen als
afwijkend
Feitelijk afwijkend gedrag Deviantie Heimelijke overtreding
Feitelijk niet afwijkend gedrag Valse beschuldiging Conformisme
Reactie op deviant gedrag (Becker) van invloed is:
- Tijd (the drive)
- Dader
- Slachtoffer
Stigmatisering
1. Iemand overtreed
2. Anderen nemen waar -> bestempelen
3. Stempel word gegeneraliseerd -> ongunstig beeld over de persoon
4. Persoon word behandeld in overeenstemming met beeld
5. Persoon maakt het beeld eigen
6. Mensen sluiten zich af voor het persoon -> persoon trekt naar slechte mensen.
7. Nieuwe groepen -> subcultuur
8. Nieuwe identiteit -> word door persoon meestal als positief ervaren.
Stigma (Goffman)
(Toegewezen) eigenschap kenmerk door groep. Ongewenst, beschermend gevolg hiervan waarde
verlaagd. Sterk negatief verschil tussen gecreëerde identiteit en actuele identiteit.
Intern rollenconflict = verwachtingen ten aanzien van rol niet altijd gelijk
Extern rollenconflict = moeder met carrière
Macht
Macht is het vermogen om vorm te geven aan eigen toekomst.
- Doelstellingen in toekomst formuleren
- Middelen aan te wenden om ze te realiseren
- Hiervoor anderen te beïnvloeden
Groeperingen
Een verzameling mensen die in meer of mindere mate te onderscheiden zijn van andere mensen.
- Relevantie voor het individu, identiteit, veiligheid, status, hiërarchie.
- Relevantie samenleving, socialisatie, stabiliteit, sociale controle.
, Merton
Groep: Kleine sociale eenheid, directe interactie, waarden normen
Collectiviteit: Politieke partij , geen directe interactie, saamhorigheidsgevoel
Sociale categorie: Hoog opgeleiden, laag opgeleiden, armen, rijken.
Kenmerken groeperingen
1. Het aantal leden
2. Samenstelling (hiërarchie)
3. Interactie, communicatie en intimiteit
4. Hoeverre gemeenschappelijke doeleinden
5. Saamhorigheidsgevoel
6. Duurzaamheid
7. Taken en contacten
8. Open- of geslotenheid
9. Aantrekkelijkheid
Conflicten tussen groepen
- Tegengestelde belangen
- Strijd schaarste middelen
- Culturele verschillen
- Superioriteitsgevoelens
- Machtsvraagstukken
- Aanspassingsvraagstukken
Bourdieu (distinctie, onderscheid)
- Cultureel kapitaal (reizen
- Sociaal kapitaal (netwerk, connecties)
- Economisch kapitaal
- Linguïstisch kapitaal
Compenserende strategieën van rijken
1. Cultuurdeelname (reizen)
2. Onderwijs
3. Cultuuroverdracht
4. Endogamie (trouwen binnen status)
Interactie groeperingen
L (L-1) : 2
Sociocentrisme: wij hebben altijd gelijk