David A. Sousa
H1: The brain and learning
Men wordt geboren met meer dan 100 miljard (zenuw)cellen. Je wordt dus geboren met alle
cellen die in je leven nodig zou kunnen hebben. In de loop der tijd blijven de gebruikte cellen
over en verdwijnen de cellen die je niet gebruikt. Dit proces heet neuroplasticiteit.
Neuroplasticiteit = Het vermogen van het brein om continu te reorganiseren en opnieuw
verbindingen te leggen in neurale paden vanwege de input van de omgeving.
Hersenkwabben:
1. Frontale kwab motoriek, executieve functies, aspecten van geheugen en emotie
2. Temporale kwab gehoor, visuele en taalfuncties
3. Occipitaal kwab gezichtsvermogen
4. Pariëtale kwab sensorische functies, aandacht
- Cerebellum = kleine hersenen
o Belangrijk voor motoriek (balans en coördinatie)
o Belangrijk voor coördinatie van activiteit in verschillende hersengebieden
- Motor cortex = motorische coördinatie van beweging
- Somatosensorische cortex = betrokken bij de verwerking van tast, pijn en temperatuur
verwerkt signalen ontvangen uit verschillende delen van het lichaam
- Brainstem = oudste en diepste hersengebied
o Reguleert lichaamstemperatuur, hartslag, zweten en ademhaling
o Reticular activating system (RAS) = system voor alertheid
,Limbisch systeem (ligt subcorticaal = onder de cortex)
Er zijn 4 delen van het limbisch systeem erg belangrijk voor leren en geheugen:
1. Thalamus schakelstation, informatie komt eerst in de thalamus binnen en via
thalamus geleid naar stukje brein die informatie gaat verwerken
2. Hypothalamus schakelstation voor lichaamsfuncties,
o Honger, dorst, lichaamstemperatuur, endocriene functies etc.
o Veel aanzet voor loslaten van hormonen in lichaam + afgifte van bepaalde
stoffen naar schildklier
3. Hippocampus lange termijn geheugen
4. Amygdala (amandelkern) medieert emotionele arousal, belangrijk voor emoties
(m.n. angst)
Cerebrum = buitenste laag van het brein
Hersenen bestaan uit twee symmetrische
helften = hemisferen. Deze hemisferen
worden verbonden via het corpus callosum.
Dat zijn dikke bundel zenuwbanen in het
midden van het brein.
De hemisferen worden bedekt door de cortex
= schors.
Grijze stof = cellichamen
Witte stof = zenuwuitlopers
- Wit vanwege een beschermlaagje dat de geleidingssnelheid bevordert
- Beschermingslaagje = myeline
Overzicht
,Alle controlefuncties en activiteiten van het brein worden uitgevoerd door signalen aan en van
hersenecellen. Er zijn twee typen cellen: glia cellen en neuronen.
1. Gliacellen
o Glia = lijm houden de neuronen samen
o Beschermen neuronen
2. Neuronen
o = zenuwcellen
o Prikkeloverdracht: ontvangen informatie van en versturen informatie naar
andere cellen
Dendrieten: grijze stof: verwerking van informatie werken als soort antenne voor
binnenkomende informatie
Axon: witte stof: interne uitwisseling informatie structureert uitgaande informatie
Hersencellen:
Op dendrieten en het cellichaam
bevinden zich receptoren. Door
andere neuronen afgescheiden
signaalstoffen hechten zich daaraan.
Deze signaalstoffen worden ook wel
neurotransmitters genoemd. Om het
axon bevindt zich een laagje myeline.
Dit zorgt voor versnelling van de
impulsoverdracht. Neuronen maken
geen direct contact. De
neurotransmitters verspreiden zich
door de ruimte tussen de neuronen.
Deze ruimte is de synaps.
Dus een neuron ontvangt door de dendrieten signalen van andere neuronen. De neuron
zendt via de axon een elektrisch signaal uit naar de synaps. De neurotransmitters geleiden
dit signaal naar dendrieten van andere neuronen.
- Signaalstoffen = neurotransmitters
- Myeline = beschermlaagje
- Synaps = ruimte tussen neuronen
, Spiegelneuronen (mirror neurons): neuronen die reageren op het uitvoeren van een actie en
het observeren van diezelfde actie. Het blijkt als intentiedetector te functioneren. Het
premotorische hersengebied laat op dit moment de meeste spiegelneuronen zien.
Functies spiegelneuronen:
- Associatief leren door consequenties van acties te associëren met observatie.
- Het begrijpen van acties.
- Om te voorspellen want consequenties van acties zijn (hoe een lichaamsdeel
beweegt richting een doel).
Voorbeeld: Als jij iemand ziet krabben, omdat hij jeuk heeft, worden bij jou dezelfde
neuronen geactiveerd als bij die andere persoon, waardoor jij ook een jeukgevoel krijgt.
Learning and retention – leren en opslaan
Leren vindt plaats als de synapsen fysieke en chemische veranderingen ondergaan,
waardoor de invloed van een neuron op een andere neuron ook verandert.
Een set van neuronen leert om samen informatie door te vuren. Door herhaling gaat dit
proces steeds sneller en gaat het uiteindelijk automatisch. Zo wordt geheugen gevormd.
Leren = Een actief proces in het verkrijgen en behouden van kennis, zodat het toegepast kan
worden in toekomstige situaties.
Geheugen = Proces waarbij we kennis en vaardigheden behouden voor de toekomst.
Componenten van geheugen
- Immediate memory = plaats waar informatie voor enkele seconde wordt vastgehouden
- Working memory = werkgeheugen overal waar je op dit moment aan denkt/mee
bezig bent
o Zeer beperkte capaciteit 3-5 items
o Werkgeheugen zit in de frontale kwab
- Door herhaling = rehearsal komt informatie uit het korte termijn geheugen in het lange
termijn geheugen terecht.
o Tijdens de rehearsal is de frontale kwab erg actief
De leerkracht is de sleutel in of kinderen informatie wel/niet onthouden.
Het brein onthoudt informatie op basis van twee aspecten:
1. Sense Past de informatie in de perceptie van de persoon?
2. Meaning Is de informatie belangrijk om te onthouden?
Rehearsal:
1. Rote rehearsal = informatie wordt exact onthouden als waarop het binnen is gekomen
in het brein