100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten 4.2 TrustPilot
logo-home
Samenvatting

Samenvatting Overheidsfinanciën (C.A. De Kam, L. Koopmans en A.H.E.M. Wellink)

Beoordeling
-
Verkocht
-
Pagina's
6
Geüpload op
25-03-2019
Geschreven in
2018/2019

Samenvatting van de hoofdstukken 5, 6 en 13.










Oeps! We kunnen je document nu niet laden. Probeer het nog eens of neem contact op met support.

Documentinformatie

Heel boek samengevat?
Nee
Wat is er van het boek samengevat?
Hoofdstuk 5, 6 en 13
Geüpload op
25 maart 2019
Aantal pagina's
6
Geschreven in
2018/2019
Type
Samenvatting

Voorbeeld van de inhoud

Samenvatting overheidsfinanciën (C.A de Kam, L. Koopmans en A.H.E.M. Wellink)

Hoofdstuk 5, naar rationelere besluitvorming.
Een overheidsorganisatie kan niet failliet gaan. Om geldproblemen te voorkomen, worden er
afspraken gemaakt over het maximaal toegestane uitgavenpeil. Daarnaast worden lopende en
voorgenomen uitgavenprogramma’s regelmatig doorgelicht.
Er valt winst te behalen door het aanbod van collectieve goederen te privatiseren. Dat wil
zeggen door de productie uit te besteden aan de marktsector. Meer marktwerking – sterkere
concurrentie tussen aanbieders van collectief gefinancierde diensten – kan eveneens bijdragen aan
beheersing van de overheidsuitgaven. Privatisering van de vraag naar door de overheid gefinancierde
voorzieningen dwingt aanbieders meer rekening te houden met de wensen van de gebruikers. De
overheid probeert het aantal reels te verminderen, de marktwerking te bevorderen en de
administratieve lasten voor ondernemingen te verlagen.

Vooraf afspraken over de begroting maken – in de vorm van begrotingsnormen – is veruit de
belangrijkste methode om het uitgavenpatroon soepel te laten verlopen. Het geld wat een burger
verplicht moet afdragen aan de collectieve sector is de collectievelastendruk. Het begrotingssaldo is
het tekort of het overschot over de begroting, uitgedrukt in geld, van een publieke of private instelling.
Door het maken van begrotingsnormen worden deze twee aspecten beter beheersbaar.

Aan het begin van een kabinetsperiode maakt een nieuw kabinet afspraken over de maximaal
toegestane uitgavenstijging. Hiermee zijn afwegingsproblemen binnen bijv. ministeries voor een deel
op te lossen. De begroting van elk ministerie is uitgebouwd uit artikelen. Elk begrotingsartikel laat zien
hoeveel geld voor het beleid op een bepaald terrein wordt uitgegeven. De uitleg moet doeltreffend zijn.
Hierbij legt de betreffende minister uit wat het doel is, hoe het doel bereikt gaat worden en of het er
eventuele neveneffecten kunnen optreden. Er wordt weinig gezegd over de doelmatigheid; dus of de
overheid haar prestaties wel op de meest efficiënte manier produceert. Dit resulteert in het aanpassen
van regels, herziening van bestaande werkwijzen en een reorganisatie van het ambtenarenapparaat.

Om het functioneren van de ministeries en het succes van voorgenomen en gevoerd beleid te
beoordelen, zijn er vier verschillende instrumenten:
1. Beleidsanalyse: om de doeltreffendheid en doelmatigheid van overheidsbeleid te beoordelen
en zo besluitvorming te realiseren. De uiteindelijke vraag is of de keuze verantwoord is.
Voorbeelden; kosten-effectiviteitsanalyse, kosten-batenanalyse, maatschappelijke kosten-
batenanalyse (MKBA).
2. Beleidsdoorlichting: om de doeltreffendheid en doelmatigheid van een lopend beleid vast te
stellen. De evaluatie is de verantwoordelijkheid van de minister van het desbetreffende
ministerie. Bij de beleidsdoorlichting moeten ministeries zich houden aan de aanwijzingen uit
de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek.
3. Interdepartementaal beleidsonderzoek: het beleid van ministeries wordt hierbij geëvalueerd.
Het ibo heeft een bredere opzet dan de beleidsdoorlichting en richt zich ook op onderwerpen
rondom het ministerie. Het bevat ook correcte en doorgerekende alternatieven voor
mogelijkheden van besparingen.
4. Bredere heroverwegingen: om mogelijke besparingen in kaart te brengen op de collectieve
uitgaven voor brede beleidsterreinen. Dit gebeurt door middel van twintig ambtelijke
werkgroepen, versterkt met externe deskundigen.

De profijtgedachte houdt in dat overheidsactiviteiten allereerst en ten minste voor een deel dienen te
worden betaald door burgers en ondernemingen die voordeel van die activiteit hebben. Het gaat
hierbij om individuele goederen. Voorbeelden: toegangsprijzen voor musea, verhoging van
collegegeld, tolheffing van tunnels en autowegen.

, Er zijn een aantal argumenten die tegen de 100% toepassing van de profijtgedachte pleiten:
- Hoge maatschappelijke kosten (tol bij alle opritten van autowegen)
- Positieve externe effecten (geen schoolgeld voor basis- en voortgezet onderwijs)
- Inkomenspolitieke argumenten (problemen bij mindere draagkrachtige gezinnen)

Inkomensprijzen zijn inkomensafhankelijke eigen bijdragen. Door het overmatig gebruik van
inkomensprijzen komt een toenemend aantal huishoudens in de armoedeval; het verschijnsel dat
huishoudens die in armoede leven, nauwelijks mogelijkheden hebben om hun eigen maatschappelijke
situatie te verbeteren.

In de afgelopen jaren zijn veel vroegere overheidsbedrijven en -diensten weggeplaatst van het Rijk en
de decentrale overheden. Dit gebeurde ten eerste door middel van interne en externe
verzelfstandiging. Bij interne verzelfstandiging krijgt een onderdeel van een ministerie een
afgezonderd financieel beheer binnen de rijksbegroting. Dit heet een agentschap; dus een onderdeel
van een ministerie dat eigen beheer voert met een eigen directie, begroting en financiële administratie.
Voorbeelden: Dienst Justitiële Instellingen en Rijkswaterstaat.

Bij externe verzelfstandiging krijgt de organisatie meer vrijheid met bijvoorbeeld eigen rechts-
persoonlijkheid. Voorbeelden: zelfstandig bestuursorganen (Staatsbosbeheer en de Nederlandse
Publieke Omroep). Voor deze zogeheten ZBO’s geldt een beperkte minsteriele verantwoordelijkheid.
Ze mogen zelf invulling geven aan bijvoorbeeld personeelsbeleid en financiële autonomie.

Naast interne en externe verzelfstandiging zijn er nog meer organisatievormen die op afstand van de
staat zijn verzelfstandigd; een rechtspersoon met een wettelijke taak (RWT). Deze persoon is belast
met de uitvoering van wettelijke taken, die geheel of gedeeltelijk worden bekostigd uit de opbrengst
van bij wet geregelde heffingen. Voorbeelden: schoolbesturen, musea en universitair medische centra.

Bij privatisering veranderd een staatsgerichte taak of organisatie in een marktgerichte taak of
organisatie. De productie komt daardoor in handen van een particulier bedrijf. Hierbij houdt de directe
overheidsbemoeienis over de gang van zaken op. Bij het louter uitbesteden van taken en
verantwoordelijkheden blijft de directe overheidsbemoeienis bestaan.

Sommige staatsbedrijven hebben een monopolie (staatsmonopolie), wat betekend dat ze de enige
aanbieder van bijvoorbeeld spoorvervoer, de post of energie zijn. De Europese Unie wilt één interne
markt, waardoor bestaande staatsmonopolies niet passen. Staatsmonopolies als PTT en KPN zijn
daarom verzelfstandigd en later afgesplitst.

Er zijn drie argumenten die het aannemelijk maken dat externe verzelfstandiging kan leiden tot een
doelmatigere productie van voorzieningen:
- Optimale bedrijfsvoering. Een bedrijf dat opereert in de marktsector streven naar een – uit
bedrijfseconomisch oogpunt – optimale bedrijfsomvang
- Doelmatigheidsprikkel. Het voortdurend streven naar lagere kosten per eenheid.
- Motivatieverschil bij managers van particuliere- versus overheidsinstelling.

Hoofdstuk 6, de begroting.
In een democratie moet de volksvertegenwoordiger (leden van de eerste en tweede kamer) vooraf
instemmen met de voorgenomen overheidsuitgaven. Dit recht om staatsuitgaven te beoordelen heet
budgetrecht. Een begroting toont de financiële gevolgen van het voorgenomen beleid in een overzicht
van verwachte inkomen en uitgaven. De begroting wordt ter goedkeuring voorgelegd aan het
parlement (de eerste en tweede kamer), de Provinciale Staten (volksvertegenwoordiger per provincie)
en de gemeenteraad (volksvertegenwoordiger gemeenten).

Maak kennis met de verkoper

Seller avatar
De reputatie van een verkoper is gebaseerd op het aantal documenten dat iemand tegen betaling verkocht heeft en de beoordelingen die voor die items ontvangen zijn. Er zijn drie niveau’s te onderscheiden: brons, zilver en goud. Hoe beter de reputatie, hoe meer de kwaliteit van zijn of haar werk te vertrouwen is.
isoldeprenger Radboud Universiteit Nijmegen
Bekijk profiel
Volgen Je moet ingelogd zijn om studenten of vakken te kunnen volgen
Verkocht
53
Lid sinds
6 jaar
Aantal volgers
42
Documenten
12
Laatst verkocht
2 jaar geleden

3,6

5 beoordelingen

5
1
4
2
3
1
2
1
1
0

Recent door jou bekeken

Waarom studenten kiezen voor Stuvia

Gemaakt door medestudenten, geverifieerd door reviews

Kwaliteit die je kunt vertrouwen: geschreven door studenten die slaagden en beoordeeld door anderen die dit document gebruikten.

Niet tevreden? Kies een ander document

Geen zorgen! Je kunt voor hetzelfde geld direct een ander document kiezen dat beter past bij wat je zoekt.

Betaal zoals je wilt, start meteen met leren

Geen abonnement, geen verplichtingen. Betaal zoals je gewend bent via iDeal of creditcard en download je PDF-document meteen.

Student with book image

“Gekocht, gedownload en geslaagd. Zo makkelijk kan het dus zijn.”

Alisha Student

Veelgestelde vragen