7.
3. Beschrijf de literaire vormen die in elk van deze organisatievormen beoefend werden.
Antwoord: - Kloosters: Kloosterliteratuur: exempel verzamelingen (verhalen voor de preek),
Mystieke literatuur, toneelspelen en heiligenlevens.
- Het hof:Hofliteratuur (ridderverhalen), maar met de geest van de 12e en 13e eeuw.
Ridderepiek, heiligenlevens, moraliserend-didactische literatuur, wereldlijk toneel en
abele spelen.
- De stad: Literaire kringen: rijke burgers uit de staat gaan adellijke cultuur nadoen;
bijv. ridderverhalen in een aangepaste vorm overnemen. Dierenverhalen, liederen,
toneel (werelds) en rederijkersliteratuur (moraliserend).