PATHOLOGIE VAN HET HART
1. ANATOMIE EN FYSIOLOGIE
Kleine bloedsomloop = pulmonale circulatie
Grote circulatie = systeemcirculatie
• Staan in serie
• Door beide 5l/min in rust
Atrio-ventriculaire (AV-) kleppen
• Tricuspidalisklep (rechts) = 3 slippig
• Bicuspidalisklep = mitralisklep (links)
= 2 slippig
• Verhinderen terugstroom bloed ventrikels naar atria tijdens systole
Semilunaire kleppen = halvemaanvormige kleppen (3)
• Pulmonalisklep (rechts)
• Aortaklep (links)
• Verhinderen terugstroom bloed van aorta en aa pulmonales naar ventrikels tijdens
diastole
De elektrische prikkeling van de hartspier
• Subendotheliaal gelegen ‘geleidingsstelsel’ van het hart
• Prikkelvormend + prikkelgeleidend
o De sinusknoop (rechter atrium)
o De internodale geleidingsvezels
o De AV-knoop
o De bundel van His
o De linker en rechter bundeltak
o De vezels van Purkinje
• Ritme beïnvloed door
o NX = vertragend = parasympatisch
o nn. accelerantes = versnellend (β1) = orthosympatisch
,De werking van het hart (ventriculair)
• Diastole = 0,6 sec
= passief (onderdruk) + actief (“atriale kick)
• Systole = 0,3 sec
= actief
Systemische arteriële bloeddruk: BD = HF x SV x TPW
Normale waarden in rust
• BD = 90 mmHg
o SBD: 120 mmHg
o DBD: 80 mmHg
• HD = 5 l/mim
o HF = 70/min
o SV = 70 ml
EDV = 120 ml
ESV = 50 ml
• TPW = 18 mmHg.min/l
• Bij inspanning: HD x 4 – x 6
2. ONDERZOEKEN VAN HART EN BLOEDVATEN
2.1. KLINISCH ONDERZOEK
• Auscultatie
• Palpatie
• Meting bloeddruk
Palpatie van de arteriële pols:
, 2.2. BLOEDONDERZOEK
• Cofo
• Sedimentaire leucocythose
• Enzymes
2.3. TECHNISCHE ONDERZOEKEN
2.3.1. ECG (ELEKTROCARDIOGRAFIE)
• meet t.h.v. de huid veranderingen in het spanningsveld
(lading) door
• snelle progressieve depolarisatie (en activering) van de
hartspiercellen door Na+ influx in de cellen
• trage progressieve repolarisatie (en ontspanning) van
de hartspiercellen door K+ efflux uit de cellen (= reactie
op depolarisatie)
• Start van de cyclus in de sinusknoop van rechter atrium
• Positionering van de 9 elektoden:
o 3 elektroden in het frontale vlak
o 6 precordiale elktroden in het dwarse (transversale vlak)
ECG-tracé van 1 gewone hartcyclus:
1. Depolarisatie van de atria
2. Depolarisatie AV knoop
3. Depolarisatie ventrikels
4. Midsystole
5. Repolarisatie ventrikels
6. Diastole ventrikels
, Holter – ECG:
• Draagbare ECH-monitor
• Meestal 24u
• Indicatie: vooral bij vermoeden van hartritme stoornissen
ECG tijdens inspanning:
= inspanningstest (fiets of loopband)
• 50 watt => ↑ in stappen van 25 watt
• Tot
o uitputting
o klachten
o ECG afwijkingen
o 85-90% maximale
hartslag
2.3.2. RX THORAX
Hartfalen, ook wel 'decompensatio cordis' genoemd,
betekend dat de pompfunctie van het hart is
verminderd. Het gevolg is dat het zuurstofrijke bloed
minder goed door het lichaam kan worden gepompt.
Dit kan leiden tot een overvulling van de bloedvaten van
de longen.
2.3.3. CT-SCAN
Het voornaamste doel van het onderzoek is om met behulp
van de CT-scanner te bekijken of er vernauwingen zijn in de
kransslagaderen, de slagaders rondom het hart, die de hartspier
van bloed voorzien.
2.3.4. NMR = MRI
Evt “chemisch fiesen met adenosine of dobutamine
(verhoging contractiekracht + HR)
1. ANATOMIE EN FYSIOLOGIE
Kleine bloedsomloop = pulmonale circulatie
Grote circulatie = systeemcirculatie
• Staan in serie
• Door beide 5l/min in rust
Atrio-ventriculaire (AV-) kleppen
• Tricuspidalisklep (rechts) = 3 slippig
• Bicuspidalisklep = mitralisklep (links)
= 2 slippig
• Verhinderen terugstroom bloed ventrikels naar atria tijdens systole
Semilunaire kleppen = halvemaanvormige kleppen (3)
• Pulmonalisklep (rechts)
• Aortaklep (links)
• Verhinderen terugstroom bloed van aorta en aa pulmonales naar ventrikels tijdens
diastole
De elektrische prikkeling van de hartspier
• Subendotheliaal gelegen ‘geleidingsstelsel’ van het hart
• Prikkelvormend + prikkelgeleidend
o De sinusknoop (rechter atrium)
o De internodale geleidingsvezels
o De AV-knoop
o De bundel van His
o De linker en rechter bundeltak
o De vezels van Purkinje
• Ritme beïnvloed door
o NX = vertragend = parasympatisch
o nn. accelerantes = versnellend (β1) = orthosympatisch
,De werking van het hart (ventriculair)
• Diastole = 0,6 sec
= passief (onderdruk) + actief (“atriale kick)
• Systole = 0,3 sec
= actief
Systemische arteriële bloeddruk: BD = HF x SV x TPW
Normale waarden in rust
• BD = 90 mmHg
o SBD: 120 mmHg
o DBD: 80 mmHg
• HD = 5 l/mim
o HF = 70/min
o SV = 70 ml
EDV = 120 ml
ESV = 50 ml
• TPW = 18 mmHg.min/l
• Bij inspanning: HD x 4 – x 6
2. ONDERZOEKEN VAN HART EN BLOEDVATEN
2.1. KLINISCH ONDERZOEK
• Auscultatie
• Palpatie
• Meting bloeddruk
Palpatie van de arteriële pols:
, 2.2. BLOEDONDERZOEK
• Cofo
• Sedimentaire leucocythose
• Enzymes
2.3. TECHNISCHE ONDERZOEKEN
2.3.1. ECG (ELEKTROCARDIOGRAFIE)
• meet t.h.v. de huid veranderingen in het spanningsveld
(lading) door
• snelle progressieve depolarisatie (en activering) van de
hartspiercellen door Na+ influx in de cellen
• trage progressieve repolarisatie (en ontspanning) van
de hartspiercellen door K+ efflux uit de cellen (= reactie
op depolarisatie)
• Start van de cyclus in de sinusknoop van rechter atrium
• Positionering van de 9 elektoden:
o 3 elektroden in het frontale vlak
o 6 precordiale elktroden in het dwarse (transversale vlak)
ECG-tracé van 1 gewone hartcyclus:
1. Depolarisatie van de atria
2. Depolarisatie AV knoop
3. Depolarisatie ventrikels
4. Midsystole
5. Repolarisatie ventrikels
6. Diastole ventrikels
, Holter – ECG:
• Draagbare ECH-monitor
• Meestal 24u
• Indicatie: vooral bij vermoeden van hartritme stoornissen
ECG tijdens inspanning:
= inspanningstest (fiets of loopband)
• 50 watt => ↑ in stappen van 25 watt
• Tot
o uitputting
o klachten
o ECG afwijkingen
o 85-90% maximale
hartslag
2.3.2. RX THORAX
Hartfalen, ook wel 'decompensatio cordis' genoemd,
betekend dat de pompfunctie van het hart is
verminderd. Het gevolg is dat het zuurstofrijke bloed
minder goed door het lichaam kan worden gepompt.
Dit kan leiden tot een overvulling van de bloedvaten van
de longen.
2.3.3. CT-SCAN
Het voornaamste doel van het onderzoek is om met behulp
van de CT-scanner te bekijken of er vernauwingen zijn in de
kransslagaderen, de slagaders rondom het hart, die de hartspier
van bloed voorzien.
2.3.4. NMR = MRI
Evt “chemisch fiesen met adenosine of dobutamine
(verhoging contractiekracht + HR)