Biologie Nectar 4 VWO H1
Gedrag
Hoofdstuk 1 gedrag
Paragraaf 1.1:
Gedrag: alles wat dieren of mensen doen en laten.
Gedrag is aangepast aan de leefomstandigheden waarin het dier of mens leeft.
- Inwendige prikkel: prikkels die van binnenuit komen: hormonen, hongergevoel.
- Uitwendige prikkels: komen van buitenaf
Motiverende factoren (prikkels) verhogen de motivatie tot een bepaald gedrag. Als de motivatie
boven de drempelwaarde komt, vindt het gedrag plaats à de respons.
- Elke type gedrag heeft een bepaalde functie voor het dier. Bijv: verzorgingsgedrag à gezond
blijven.
- Type gedrag (voortplantingsgedrag) à bestaat uit verschillende onderdelen:
gedragssystemen (paren, werpen, verzorgen) à elk gedragssysteem bestaat uit verschillende
gedragselementen: deze komen vaak in een vaste volgorde (gedragsketen).
Door onderzoek te doen op wilde dieren brengen onderzoekers het natuurlijke gedrag in kaart. Ze
onderzoeken ook welke functie een bepaald gedrag heeft. Gedrag (voedsel zoeken) à functie
(overleven).
In gevangenschap verdwijnt een deel van dit natuurlijke gedrag, het is niet meer nodig. Sociaal
gedrag verdwijnt meestal niet.
Paragraaf 1.2:
Gedragsonderzoek is vaak objectief (zonder oordeel vooraf) en het is vaak een beschrijvend
onderzoek (de onderzoeker verandert niets aan de omstandigheden en beperkt tellen en meten).
Onderzoekers die onderzoek doen naar gedrag werken in de tak ethologie van de wetenschap.
Een ethogram is een lijst met nauwkeurig beschreven gedragselementen (feitelijk geschreven).
Protocol: hoe vaak de gedragselementen voorkomen die in het ethogram staan.
Antropomorf: als je menselijke emoties op dieren projecteert. (zielige hond)
Een prikkel is een verandering in de omgeving, waarop je daarna reageert, er zijn verschillende
soorten prikkels:
- Een sleutelprikkel is een prikkel waarop altijd hetzelfde gedrag gedaan wordt.
- Een supernormale prikkel is een versterkte sleutelprikkel.
Paragraaf 1.3:
Elke diersoort heeft een eigen taal, deze bestaat uit signalen (prikkels waarmee dieren het gedrag
van andere willen beïnvloeden).
- Mensen en dieren proberen hun gedrag zo efficiënt mogelijk uit te voeren à zo gaan we het
steeds hetzelfde doen op de snelste manier.
- Soms krijgt gedrag een symbolische betekenis, dit bestaat uit rituelen.
- Ritueel gedrag dat leidt tot paringsgedrag noem je balts à voorkomt dat alleen soortgenoten
met elkaar paren. Bij baltsgedrag toon je aan dat je een geschikte partner bent.
Gedrag
Hoofdstuk 1 gedrag
Paragraaf 1.1:
Gedrag: alles wat dieren of mensen doen en laten.
Gedrag is aangepast aan de leefomstandigheden waarin het dier of mens leeft.
- Inwendige prikkel: prikkels die van binnenuit komen: hormonen, hongergevoel.
- Uitwendige prikkels: komen van buitenaf
Motiverende factoren (prikkels) verhogen de motivatie tot een bepaald gedrag. Als de motivatie
boven de drempelwaarde komt, vindt het gedrag plaats à de respons.
- Elke type gedrag heeft een bepaalde functie voor het dier. Bijv: verzorgingsgedrag à gezond
blijven.
- Type gedrag (voortplantingsgedrag) à bestaat uit verschillende onderdelen:
gedragssystemen (paren, werpen, verzorgen) à elk gedragssysteem bestaat uit verschillende
gedragselementen: deze komen vaak in een vaste volgorde (gedragsketen).
Door onderzoek te doen op wilde dieren brengen onderzoekers het natuurlijke gedrag in kaart. Ze
onderzoeken ook welke functie een bepaald gedrag heeft. Gedrag (voedsel zoeken) à functie
(overleven).
In gevangenschap verdwijnt een deel van dit natuurlijke gedrag, het is niet meer nodig. Sociaal
gedrag verdwijnt meestal niet.
Paragraaf 1.2:
Gedragsonderzoek is vaak objectief (zonder oordeel vooraf) en het is vaak een beschrijvend
onderzoek (de onderzoeker verandert niets aan de omstandigheden en beperkt tellen en meten).
Onderzoekers die onderzoek doen naar gedrag werken in de tak ethologie van de wetenschap.
Een ethogram is een lijst met nauwkeurig beschreven gedragselementen (feitelijk geschreven).
Protocol: hoe vaak de gedragselementen voorkomen die in het ethogram staan.
Antropomorf: als je menselijke emoties op dieren projecteert. (zielige hond)
Een prikkel is een verandering in de omgeving, waarop je daarna reageert, er zijn verschillende
soorten prikkels:
- Een sleutelprikkel is een prikkel waarop altijd hetzelfde gedrag gedaan wordt.
- Een supernormale prikkel is een versterkte sleutelprikkel.
Paragraaf 1.3:
Elke diersoort heeft een eigen taal, deze bestaat uit signalen (prikkels waarmee dieren het gedrag
van andere willen beïnvloeden).
- Mensen en dieren proberen hun gedrag zo efficiënt mogelijk uit te voeren à zo gaan we het
steeds hetzelfde doen op de snelste manier.
- Soms krijgt gedrag een symbolische betekenis, dit bestaat uit rituelen.
- Ritueel gedrag dat leidt tot paringsgedrag noem je balts à voorkomt dat alleen soortgenoten
met elkaar paren. Bij baltsgedrag toon je aan dat je een geschikte partner bent.