Schematisch overzicht burgerlijk procesrecht I
Week 1
Algemene beginselen
- Beginselen die uit art. 6 EVRM voortvloeien:
o Effectieve toegang tot de rechtter
o Behtandeling door htet gerechtt moet:
Eerlijk (fair) zijn: htoor en wederhtoor, partijen processueel gelijk behtandelen,
beslissing voldoende motiveren.
In htet openbaar geschtieden: behtandeling en uitspraak
Voortvarend zijn (withtin reasonable time)
Equality of arms: processuele positie van de partijen moet gelijk zijn
o Gerechtt zelf moet zijn:
Onpartijdig en onafankelijk
Establishted by law
- Andere beginselen:
o Verplichtte procesvertegenwoordiging
o Processuele partijautonomie
o Lijdelijkhteid rechtter
Bevoegdheid burgerlijke rechter
1. Art. 1 Rv – is er een toepasselijk internationaal verdrag of verordening?
a. Brussel I bis verordening: internationale bevoegdhteid (en executierechtt van
vonnissen) in burgerlijke- en htandelszaken
b. Brussel II bis verordening: personen- en familierechtt
2. Zo ja, gebruik de verordening
a. Brussel I bis verordening
i. Toepasselijkhteid – art. 1
ii. Hoofdregel bevoegdhteid – art. 4
iii. Alternatieve bevoegdhteid art. 7 e.v.
b. Brussel IIbis verordening
i. Toepasselijkhteid – art. 1
ii. Bevoegdhteid – art. 3: echttschteiding, art. 8: ouderlijke verantwoordelijkhteid
3. Zo nee, kijk dan naar art. 1 t/m 14 Rv
a. Rechttsmachtt in dagvaardingsprocedure – art. 2
b. Rechttsmachtt verzoekschtrifprocedure – art. 3
c. Rechttsmachtt htuwelijkszaken – art. 4
4. Welke rechtter is dan absoluut bevoegd?
a. Art. 42 RO – rechttbank
b. Gerechttshtof, HR
c. Kantonrechtter? – art. 93 Rv
5. Welke rechtter is relatief bevoegd?
a. Dagvaardingsprocedure – art. 99 e.v.
b. Verzoekschtrifprocedure – art. 261 e.v.
, Week 2
Verloop van de procedure
1. Betekening door de deurwaarde art. 45 e.v. Rv
2. Termijn van dagvaarding
a. Een week, dag van betekening en dag van roldatum niet meegerekend (art. 114 en
119 Rv)
3. Aanbrengen van de zaak
a. Aanhtangig vanaf de dag van dagvaarding
b. Bekend maken van de zaak bij de rechtter = inschtrijven op de rol
4. Verschtijnen gedaagde
a. Gedaagde verschtijnt niet
i. Hoofdregel: verstekverlening
ii. Uitzondering: art. 121 Rv
b. Gedaagde verschtijnt
i. Procedure op tegenspraak
5. Basismodel procedure
a. Conclusie van antwoord
i. Verweer tegen de vordering van eiser
ii. Art. 128 lid 3 en 5 Rv Uitgangspunt: concentratie van verweren. Formele
(exceptief) en inhtoudelijke (principale) verweren. Daarnaast
bewijsaandraagplichtt.
iii. Vorm van indienen is in de regel schtrifelijk
iv. Kan een eis in reconventie bevaten, mag alleen in deze conclusie later niet
meer
b. Comparitie na antwoord
i. Art. 131 Rv
ii. Art. 87 Rv: schtikkingscomparitie
iii. Art. 88 Rv: inlichttingencomparitie
c. Na de comparitie
i. Bij een schtikking: doorhtalen op de rol (art. 246 e.v. Rv)
ii. Geen schtikking: verwijzing naar de rol (art. 87 lid 4 Rv)
1. Voor vonnis
2. Of doorprocederen
iii. Mondelinge uitspraak
6. Uitgebreide procedure
a. Dagvaarding, antwoord
b. Comparitie na antwoord? na/nee
c. Repliek en dupliek (art. 132 lid 1 en 2 Rv)
d. Nadere conclusies (art. 132 lid 3 Rv)
e. Nadere aktes (art. 132 lid 3 Rv)
f. Pleidooi (art. 134 Rv)
i. Geen rechtt op pleidooi als er comparitie is geweest
Week 1
Algemene beginselen
- Beginselen die uit art. 6 EVRM voortvloeien:
o Effectieve toegang tot de rechtter
o Behtandeling door htet gerechtt moet:
Eerlijk (fair) zijn: htoor en wederhtoor, partijen processueel gelijk behtandelen,
beslissing voldoende motiveren.
In htet openbaar geschtieden: behtandeling en uitspraak
Voortvarend zijn (withtin reasonable time)
Equality of arms: processuele positie van de partijen moet gelijk zijn
o Gerechtt zelf moet zijn:
Onpartijdig en onafankelijk
Establishted by law
- Andere beginselen:
o Verplichtte procesvertegenwoordiging
o Processuele partijautonomie
o Lijdelijkhteid rechtter
Bevoegdheid burgerlijke rechter
1. Art. 1 Rv – is er een toepasselijk internationaal verdrag of verordening?
a. Brussel I bis verordening: internationale bevoegdhteid (en executierechtt van
vonnissen) in burgerlijke- en htandelszaken
b. Brussel II bis verordening: personen- en familierechtt
2. Zo ja, gebruik de verordening
a. Brussel I bis verordening
i. Toepasselijkhteid – art. 1
ii. Hoofdregel bevoegdhteid – art. 4
iii. Alternatieve bevoegdhteid art. 7 e.v.
b. Brussel IIbis verordening
i. Toepasselijkhteid – art. 1
ii. Bevoegdhteid – art. 3: echttschteiding, art. 8: ouderlijke verantwoordelijkhteid
3. Zo nee, kijk dan naar art. 1 t/m 14 Rv
a. Rechttsmachtt in dagvaardingsprocedure – art. 2
b. Rechttsmachtt verzoekschtrifprocedure – art. 3
c. Rechttsmachtt htuwelijkszaken – art. 4
4. Welke rechtter is dan absoluut bevoegd?
a. Art. 42 RO – rechttbank
b. Gerechttshtof, HR
c. Kantonrechtter? – art. 93 Rv
5. Welke rechtter is relatief bevoegd?
a. Dagvaardingsprocedure – art. 99 e.v.
b. Verzoekschtrifprocedure – art. 261 e.v.
, Week 2
Verloop van de procedure
1. Betekening door de deurwaarde art. 45 e.v. Rv
2. Termijn van dagvaarding
a. Een week, dag van betekening en dag van roldatum niet meegerekend (art. 114 en
119 Rv)
3. Aanbrengen van de zaak
a. Aanhtangig vanaf de dag van dagvaarding
b. Bekend maken van de zaak bij de rechtter = inschtrijven op de rol
4. Verschtijnen gedaagde
a. Gedaagde verschtijnt niet
i. Hoofdregel: verstekverlening
ii. Uitzondering: art. 121 Rv
b. Gedaagde verschtijnt
i. Procedure op tegenspraak
5. Basismodel procedure
a. Conclusie van antwoord
i. Verweer tegen de vordering van eiser
ii. Art. 128 lid 3 en 5 Rv Uitgangspunt: concentratie van verweren. Formele
(exceptief) en inhtoudelijke (principale) verweren. Daarnaast
bewijsaandraagplichtt.
iii. Vorm van indienen is in de regel schtrifelijk
iv. Kan een eis in reconventie bevaten, mag alleen in deze conclusie later niet
meer
b. Comparitie na antwoord
i. Art. 131 Rv
ii. Art. 87 Rv: schtikkingscomparitie
iii. Art. 88 Rv: inlichttingencomparitie
c. Na de comparitie
i. Bij een schtikking: doorhtalen op de rol (art. 246 e.v. Rv)
ii. Geen schtikking: verwijzing naar de rol (art. 87 lid 4 Rv)
1. Voor vonnis
2. Of doorprocederen
iii. Mondelinge uitspraak
6. Uitgebreide procedure
a. Dagvaarding, antwoord
b. Comparitie na antwoord? na/nee
c. Repliek en dupliek (art. 132 lid 1 en 2 Rv)
d. Nadere conclusies (art. 132 lid 3 Rv)
e. Nadere aktes (art. 132 lid 3 Rv)
f. Pleidooi (art. 134 Rv)
i. Geen rechtt op pleidooi als er comparitie is geweest
