Diagnostiek = vragen stellen
Taken van de orthopedagoog:
1. Cliëntgebonden taken
- Diagnostiek / verkennen van de uitgangssituatie
- Begeleiding / hulpverlening / behandeling / educatie / advisering / voorlichting
2. Organisatie gebonden taken
- Meedenken over beleid / wetenschappelijk onderwijs
3. Professie gebonden taken
- Deskundigheidsbevordering (bijvoorbeeld geven van colleges)
Diagnostiek vindt niet altijd plaats bij een kind. Het kan ook begeleiding van een leerkracht
betreffen, die een probleem heeft met de omgang van het (probleem)kind.
Classificatie = ADHD, autisme, etc. (DSM)
Diagnose = veel breder. De classificatie is een onderdeel van de diagnose.
Basisaantekening Diagnostiek
- Basisaantekening Orthopedagogische diagnostiek (BAOD) - NVO - OG
- Basisaantekening Psychodiagnostiek (BAPD) - NIP - GZ
Empirische cyclus (De Groot, 1961)
1. Observatie: het waarnemen en verzamelen van empirische feiten.
2. Inductie: het formuleren van algemene veronderstelling op basis van observaties; van
specifiek naar algemeen.
3. Deductie: formuleren van specifieke toetsbare hypotheses; van algemeen naar specifiek
(kleiner maken; van theorie naar hypothese).
4. Toetsing: het toetsen van de hypothese door middel van een experiment.
5. Evaluatie: de resultaten van het experiment waarnemen en evalueren.
Indien deze stappen nog niet tot het verwachte of tot een onvolledig resultaat leiden, kan men de
hypothese bijstellen en een nieuw experiment uitvoeren. Zo wordt de cyclus vaak een aantal
keren herhaald om tot een volledige conclusie te komen.
Regulatieve cyclus (Van Strien, 1975): basismodel sociale wetenschap.
1. Probleemstelling + eerste reflexieve pauze
2. Diagnose
3. Plan + tweede reflexieve pauze: besluiten of het (her)ontwerp uitgevoerd gaat worden.
4. Ingreep/interventie/implementatie: plan daadwerkelijk uitvoeren.
5. Evaluatie
Diagnostische cyclus (De Bruijn & Ruijssenaars, 2015)
1. Aanmelding: allereerst komen er mensen met een klacht of probleem. (Basis)informatie
verzamelen, wie zijn er bij het probleem betrokken? Klachten bevragen.
2. Klachtanalyse (KA): een klacht komt vaak altijd of nooit voor in de beleving van de ‘klager’.
Bij een klachtenanalyse gebruiken we de termen van de klager, niet vertalen naar vaktaal.
3. Probleemanalyse (PA): objectief beschrijven wat er gebeurd.
4. Verklaringsanalyse (VA): Hoe zijn de problemen ontstaan?
5. Indicatie analyse (IA): advies.
6. Advies
, Orthopedagogische diagnose = alle betrokken
personen doen mee (ook de beleving van het
‘probleem’, bijvoorbeeld het kind, moet mee
genomen worden).
Het doorlopen van de diagnostische cyclus geeft antwoord op de volgende vraagstellingen:
- Onderkennend: ‘’Wat is er aan de hand?’’ Vaststellen of er sprake is van een stoornis, de
gedragingen die we aan de buitenkant zien.
- Verklarend: ‘’Waarom is dit aan de hand?’’ Verklaren via modellen, geschiedenis bekijken;
‘’Wat is er al aan dit probleem gedaan?’’ Verschillende modellen zijn hierbij bruikbaar, echter
het is belangrijk waarom je keuze is gevallen op een bepaald model.
- Indicerend: ''Welke interventies zijn er nodig?''
Uitgangspunten diagnostische cyclus:
1. Verschillende diagnosen: verhelderend, onderkennend, verklarend, indicerend.
I. Klachtenanalyse (KA): verhelderende diagnose
II. Probleemanalyse (PA): onderkennende diagnose
III. Verklaringsanalyse (VA): verklarende diagnose
IV. Indicatieanalyse (IA): indicerende diagnose
2. Samen worden ze een integratief beeld (van verschillende kanten te belichten).
3. Verantwoording diagnostische keuzes vanuit wetenschappelik-theoretische kaders.
4. Ondersteunend bij geprotocolleerd werken.
Protocol vs. Richtlijn: Volgens protocol MOET je zo werken.
5. Navolgbaar, zoveel mogelijk gebaseerd op wetenschappelijke kennis.
6. Flexibel, aanpasbaar aan aard hulpvragen. (Flexibel is tegenstrijdig met 4. Protocol!).
7. Doordacht zetten van stappen in de cyclus.
Overeenkomsten diagnostische cyclus (DC) en handelingsgerichte diagnostiek (HGD):
- Voorschrijvend van aard
- Wenselijke werkwijze
- Formuleren en toetsen van hypothesen staat centraal
Verschillen DC en HGD:
- HGD is meer regulatief, meer gericht op verbeteren dan op verklaren van
opvoedingssituatie.
- Meer een praktijkmodel, gericht op complexiteit van opvoedingssituatie.
- Veranderingsgericht is bij HGD uniek: interventie plegen om te kijken of gedrag te
beïnvloeden/veranderen is (naar voren kijken, heeft het nut). Het model van de Bruijn (DC)
kijkt vooral achteruit (‘wat is de oorzaak’); daarmee is het gedrag nog niet veranderd.