binas 68A, 68B, 80C, 90C
paragraaf 1
Bindweefsel
● Bindweefsel is een weefsel dat andere weefsels aan elkaar koppelt en organen op
hun plaats houdt.
○ Die functie heeft bindweefsel dankzij de tussencelstof (de lijm): een
gelachtig materiaal rond de cellen met veel eiwitten.
○ Verschillende types bindweefsel zijn bot, kraakbeen, pees, lederhuid en
vetweefsel.
■ In vetweefsel is tussencelstof beperkt aanwezig: het vet zit in de
cellen zelf.
● De cellen van bindweefsel zijn door hun tussencelstof verder van elkaar
verwijderd dan andere celtypen. Via dunne uitlopers houden zij contact met
elkaar. In het celmembraan van de uitlopers bevinden zich connexon-eiwitten.
Waar het celmembraan van de bindweefselcel zijn buurman raakt, ontstaat door
de connexon-eiwitten een kleine opening in beide membranen, een gap junction.
○ De openingen tussen de cellen zijn niet permanent: het aantal gap
junctions tussen de cellen wisselt voortdurend.
Pezen
● Pezen bestaan uit bindweefsel en verbinden de skeletspieren met de botten.
● Bij elke beweging trekken langgerekte vezels in de pezen aan je botten. Die
vezels zijn opgebouwd uit het eiwit collageen, gemaakt door de peescellen.
● Dankzij deze kabelstructuur kan een pees de kracht van de spier goed doorgeven
aan het bot. Zelf is een pees nauwelijk uitrekbaar. gebeurt dit toch, dan scheurt
de pees (deels) van het bot of van de spier.
● De achillespees is nog op een andere manier betrokken bij het lopen: afhankelijk
van de kracht waarmee je je voet op de grond zet, druk je de achillespees iets in.
De gedraaide collageenstrengen slaan veerenergie op in de pees. Trek je de grote
kuitspier samen om je hiel op te trekken, dan komt ook de opgeslagen
veerenergie vrij en komt de hiel gemakkelijker weer naar boven. Dat geeft de
beweging extra kracht.
, Skeletspieren
● Bouw:
ook in T90C
● Aansturing: de opdrachten om te rennen en te springen komen vanuit de
hersenen. Via het ruggenmerg gaan de impulsen richting de beenspieren.
Bij de neuromusculaire synapsen (motorische
eindplaatjes) komt acetylcholine vrij dat de
spiervezels activeert. De bundels myosine an
actine schuiven in elkaar waardoor de
sarcomeren verkorten. Doordat een acon zich
in een spier naar een aantal spiervezels
vertakt, reageren meerdere spiervezels
tegelijk op dezelfde impulsen: een motorische
eenheid. In je beenspieren gaat het om
honderden spiervezels tegelijk; in andere
delen van het lichaam reageren maar een
paar spiervezels op de impulsen van een
motorneuron.
●
paragraaf 1
Bindweefsel
● Bindweefsel is een weefsel dat andere weefsels aan elkaar koppelt en organen op
hun plaats houdt.
○ Die functie heeft bindweefsel dankzij de tussencelstof (de lijm): een
gelachtig materiaal rond de cellen met veel eiwitten.
○ Verschillende types bindweefsel zijn bot, kraakbeen, pees, lederhuid en
vetweefsel.
■ In vetweefsel is tussencelstof beperkt aanwezig: het vet zit in de
cellen zelf.
● De cellen van bindweefsel zijn door hun tussencelstof verder van elkaar
verwijderd dan andere celtypen. Via dunne uitlopers houden zij contact met
elkaar. In het celmembraan van de uitlopers bevinden zich connexon-eiwitten.
Waar het celmembraan van de bindweefselcel zijn buurman raakt, ontstaat door
de connexon-eiwitten een kleine opening in beide membranen, een gap junction.
○ De openingen tussen de cellen zijn niet permanent: het aantal gap
junctions tussen de cellen wisselt voortdurend.
Pezen
● Pezen bestaan uit bindweefsel en verbinden de skeletspieren met de botten.
● Bij elke beweging trekken langgerekte vezels in de pezen aan je botten. Die
vezels zijn opgebouwd uit het eiwit collageen, gemaakt door de peescellen.
● Dankzij deze kabelstructuur kan een pees de kracht van de spier goed doorgeven
aan het bot. Zelf is een pees nauwelijk uitrekbaar. gebeurt dit toch, dan scheurt
de pees (deels) van het bot of van de spier.
● De achillespees is nog op een andere manier betrokken bij het lopen: afhankelijk
van de kracht waarmee je je voet op de grond zet, druk je de achillespees iets in.
De gedraaide collageenstrengen slaan veerenergie op in de pees. Trek je de grote
kuitspier samen om je hiel op te trekken, dan komt ook de opgeslagen
veerenergie vrij en komt de hiel gemakkelijker weer naar boven. Dat geeft de
beweging extra kracht.
, Skeletspieren
● Bouw:
ook in T90C
● Aansturing: de opdrachten om te rennen en te springen komen vanuit de
hersenen. Via het ruggenmerg gaan de impulsen richting de beenspieren.
Bij de neuromusculaire synapsen (motorische
eindplaatjes) komt acetylcholine vrij dat de
spiervezels activeert. De bundels myosine an
actine schuiven in elkaar waardoor de
sarcomeren verkorten. Doordat een acon zich
in een spier naar een aantal spiervezels
vertakt, reageren meerdere spiervezels
tegelijk op dezelfde impulsen: een motorische
eenheid. In je beenspieren gaat het om
honderden spiervezels tegelijk; in andere
delen van het lichaam reageren maar een
paar spiervezels op de impulsen van een
motorneuron.
●
