Leerdoelen:
Je kunt de bouw van een atoom beschrijven.
Je kunt de begrippen atoomnummer, massagetal en isotoop gebruiken.
Je kunt de opbouw van het periodiek systeem beschrijven.
Je weet tot welke groep de halogenen en edelgassen behoren.
Je weet dat atoomsoorten zijn in te delen in metalen en niet-metalen en kunt in het
periodiek systeem die verdeling globaal aangeven.
Samenvatting
Volgens het atoommodel bestaan atomen uit een
positief geladen atoomkern en daaromheen Schil Maximum aantal elektronen
schillen met elektronen. Elektronen zijn negatief K 2
geladen en hebben een heel kleine massa. Elke L 8
schil kan een andere hoeveelheid elektronen M 18
bevatten. De eerste 3 elektronenschillen zijn de K-, L- en M-schil.
De kern van een atoom bestaat uit positief geladen protonen en ongeladen neutronen. De massa
van een proton kan worden uitgedrukt in atomaire massa-eenheid, u (unit).
De atomen hebben allemaal een nummer gekregen, het atoomnummer. Het atoomnummer komt
overeen met het aantal protonen in de kern. In de kern zijn behalve protonen ook neutronen
aanwezig. De som van het aantal protonen en neutronen noem je het massagetal, omdat een proton
en een neutron ongeveer evenveel wegen. Het massagetal is altijd een geheel getal. Atoomnummer
= aantal protonen = aantal neutronen. Massagetal = aantal protonen = aantal neutronen. Atomen
met eenzelfde atoomnummer, maar een ander massagetal heten isotopen.
Het periodiek systeem is een schema waarin alle atoomsoorten zijn gerangschikt op hun
atoomnummer en chemische eigenschappen. In het periodiek systeem staat een horizontale rij van
elementen op volgorde van atoomnummer. Zo’n rij heet een periode. Een kolom met elementen met
soortgelijke eigenschappen in het periodiek systeem noem je groepen. Sommige groepen hebben
een groepsnaam gekregen. Zo staan in groep 18 de edelgassen. Edelgassen reageren nauwelijks met
andere stoffen. In groep 17 staan de halogenen. Deze niet-ontleedbare stoffen reageren gemakkelijk
met metalen.