HC Week 1
Methodologische reflectie en het methodendebat
- Wat is methodologie?
o Methode: systematische manier van kennisvergaring
o Belangrijk bij het schrijven van een scriptie, maar ook voor het lezen van
juridische stukken, rapporten, etc. (kritische methodologische vragen)
o Keuze voor een methode structureert het betoog
- Voorbeeld verplichte excuses (Geeraets & Maas)
o Juridische discussie in Nederland over het faciliteren van excuses in het recht
o Onderzoek: slachtoffers enorm gebaat bij het krijgen van excuses
o Verplichte excuses: goed idee?
o Keuze discipline
Psychologisch perspectief
Juridisch perspectief
Rechtstheoretisch perspectief
o Psychologie (discipline)
Stel je wil onderzoeken of mensen het op prijs stellen verplichte
excuses, welke methode zou je dan kunnen gebruiken om dat te
onderzoeken?
Interviews, vignettenonderzoek (je maakt een verhaaltje
(vignet) daar gaat iets mis en daar wordt excuses aangeboden
en daar kan je dan allerlei vragen over stellen -> met een kleine
aanpassing in je vignet kan je al behoorlijk andere antwoorden
krijgen)
Ook: resultaten van eerder onderzoek lezen en analyseren
Dat laatste hebben Arno Akkermans en Gijs van Dijck gedaan
Oprechtheid = zwak argument, “sincerity myth”
Beroep op onderzoek van Risen & Gilovich (2007):
vignettenstudie – resultaat: mensen die excuses ontvangen
, maken geen onderscheid tussen “spontane” en “verplichte”
excuses; voor beide is waardering
Is dit nou verantwoord? Deze methodologie. Wat voor
methodologische vragen zou je kunnen stellen naar aanleiding van dit
voorbeeld hierboven?
Is er vergelijkbaar onderzoek? En komt dat tot dezelfde
resultaten?
Hoe bepaal je of het onderzoek van Risen en Gilovich
methodologisch verantwoord is? En: doen Akkermans en van
Dijck een geslaagd beroep op de psychologie?
o Betrouwbaar? Valide?
o Zijn er ook andere studies die iets anders laten zien?
o In hoeverre / op welke manier zijn deze studies relevant
voor het juridisch perspectief?
Kanttekeningen bij te plaatsen
o Is het onderzoek van Risen & Gilovich wel
betrouwbaar? Het onderzoek van Jehle e.a. (2012)
heeft bijvoorbeeld een ander resultaat
o Er zijn ook psychologische studies die het belang van
oprechtheid benadrukken
o Wat betekent het voor het recht dat mensen niet goed
onderscheid maken tussen spontane en verplichte
excuses?
- Juridisch (discipline)
o Stel: je wil het onderwerp “verplichte excuses” vanuit een juridisch oogpunt
benaderen. Welke vraag zou je dan kunnen stellen en welke methode gebruik
je?
o Evaluatief onderzoek: bijvoorbeeld hoe verhouden verplichte excuses zich tot
de vrijheid van meningsuiting?
o Literatuuronderzoek en jurisprudentieanalyse
Waarom is het vanuit methodologisch oogpunt verantwoord om
uitspraken van het EHRM te analyseren?
Omdat het als geldig recht in Nederland wordt gezien (art. 93
& 94 Grondwet)
o Welke vragen kan je stellen t.a.v. verantwoording?
Juiste bronnen? Bronnen op deugdelijke manier geïnterpreteerd?
Is het aanvaardbaar om de verplichte excuses te toetsen aan de
vrijheid van meningsuiting van het EVRM?
Zijn er ook andere juridische obstakels?
- Rechtstheorie (discipline)
o Stel uit onderzoek blijkt dat slachtoffers er prijs op stellen excuses te kunnen
vorderen en deze vervolgens ook te krijgen. Welke kritische
rechtstheoretische vraag kun je hierover stellen?
, o Waarom stellen die slachtoffers het krijgen van verplichte excuses op prijs? En
is dit motief wel aanvaardbaar?
o Literatuuronderzoek
o Mogelijk motief: vernedering tegenpartij (door het stof te laten gaan)
o Empirisch onderzoek mogelijk, maar ook normatief onderzoek
Empirisch (evidence based – Van Klink & Poort): wanneer voelen
mensen zich vernederd?
Normatief (value based – Van Klink & Poort): wat zou een goed
criterium zijn voor vernedering. Voorbeeld Margalit: van vernedering
is sprake wanneer iemand als minderwaardig of als kind wordt
behandeld
Vergelijk ‘Parents make their children apologise. Why would
the legal community not follow the parents’ pedagogic
example?’ (Van Dijck)
o Deugdelijke argumentatie? (verantwoording)
Hoe stel je vast dat sprake is van vernedering; criterium?
Hoe verhoudt dat criterium zich tot het bestaande recht?
- Mogelijke valkuil – beroep op autoriteit
o Dat je je op een autoriteit beroept (die filosoof of die jurist die zegt dat) is
eigenlijk best wel problematisch
o Voorbeeld toetsing gedrag leraren aan Spinoza’s deugdenethiek
De vraag die je zou kunnen stellen is: leuk dat Spinoza dat zegt, maar
waarom is dat gezaghebbend? Waarom moeten we ons daarop
richten? Waarom is dat in deze context relevant en waarom zou dit
anderen overtuigen?
o Beter: beroep op autoriteit sluit ook aan bij het recht zelf
Voorbeeld Margalit beargumenteert dat vernedering nooit een plek
zou moeten hebben in een fatsoenlijke samenleving. Dit uitgangspunt
komt ook in allerlei juridische stukken terug.
Art. 1 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie:
“De menselijke waardigheid is onschendbaar. Zij moet worden
geëerbiedigd en beschermd”
Nu zou je wel kunnen zeggen dat een beroep op een autoriteit
relevant is nu het in zoveel juridische stukken terugkomt. Houd dus
altijd in je achterhoofd dat wanneer je een beroep doet op een
autoriteit, waarom je dat doet en of het verantwoord is…
Werkgroep 1
Opdracht 1
Vraag 1
1) originele, relevante en ingebedde onderzoeksvraag
2) theoretisch kader
, 3) uitgewerkte methode met aandacht voor zorgvuldig bronnenonderzoek
4) daadwerkelijke en zorgvuldige beantwoording van de vraag
5) verantwoordingsbeginsel
Vraag 2
Zes integriteitsnormen:
- Eerlijkheid en zorgvuldigheid
- Betrouwbaarheid
- Controleerbaarheid
- Onpartijdigheid
- Onafhankelijkheid
- Verantwoordelijkheid
Wetenschappelijke integriteit is dat je goede bronnen gebruikt die je kan verantwoorden.
Dat je niet al vooringenomen je onderzoek ingaat bijvoorbeeld. Je bronnen goed weergeven
(plagiaat voorkomen)
Vereisten onderzoeksvraag:
- Origineel
- Relevant
o Juridisch
o Maatschappelijk
o Wetenschappelijk
- Precisie
- Methodische invalshoek
o Juridisch-dogmatisch
o Rechtshistorisch
o Rechtsvergelijkend
o Rechtstheoretisch
o Empirisch
- Handelingsdoel
o Beschrijven: wat houdt het recht in?
o Definiëren: hoe past een nieuwe uitspraak of regel in het geheel?
o Verklaren: waarom ziet het recht er zo uit.
o Voorspellen: hoe zal het recht er in de toekomst uitzien?
o Vergelijken: wat zijn overeenkomsten en verschillen tussen rechtsstelsels?
o Evalueren: is het recht verenigbaar met een andere (hogere) norm?
o Ontwerpen: hoe kan het recht worden verbeterd?
- Haalbaarheid
o Is er voldoende tijd om de vraag te beantwoorden?
o Belang goede afbakening