Samenvatting Colleges Sociologie van Criminaliteit en Veiligheid

Samenvatting Colleges Sociologie van Criminaliteit en Veiligheid

College 1

Over het algemeen daling in criminaliteit en onveiligheidsgevoelens
Ophelderings% erg hoog voor ‘weinig’ voorkomende criminaliteit, maar vrij laag voor
veel voorkomende criminaliteit
Justititiële keten: incidentie – melding - registratie

Nadelen van slachtofferenquetes
- Slachtofferloze delicten
- Selectieve respons = mensen die niet meedoen vaak meer ervaring met bv.
huiselijk geweld dan mensen die wel meedoen
- Sociaal wenselijke antwoorden
- Niet serieus invullen
- Telescoping = vertekening in geheugen

Nadelen politieregistraties
- Prioriteiten beleidsgevoelig (bv. politie registreert fietsendiefstal niet =
criminaliteit omlaag)
- Calculeren (bv. targets voor # delicten)
- Creatief registreren
- Prestatieparadox  hoe meer aangiftes de politie opneemt, hoe meer
criminaliteit er lijkt te zijn
- Tunnelvisie: alleen nog delicten die makkelijk op te sporen zijn krijgen prioriteit

Incidentie = zelfde gebleven
Melding = gestegen van 31 naar 34%
Registratie = gestegen van 60 naar 80%  daardoor stijging

Onder criminologen al vrij lang duidelijk dat criminaliteit daalt  er is crime drop, maar
hoe zit het met de fear drop (angst bij de burger)?
Inschatten onveiligheid = lastig
- Eigen ervaringen  onderschatting
- Beschrijving van risico (media)  overschatting
- Ook politiek zaait angst  bv. voor electoraal voordeel

Maar: burger minder bang  veiligheidsperceptie verbetert sinds 1995

College 2

Wachten op later:
- jongeren moeten lang wachten op erkenning van hun maatschappelijke rol
- frustratie bij sociaal minst kansrijken door eindeloze uitstel
- spanning tussen westerse en allochtone opvoedstijlen
- stedelijke cultuur van materialisme; genotscultuur
- entertainment geweld als gedragsvoorbeeld
 jonge mensen moeten ongewapend en ongeschonden door de adolescentie zien heen
te komen

,Bekent is dat 90% van de jonge gelegenheidsdaders er vanzelf mee ophouden als ze
ouder worden:
- voortschrijdend inzicht
- betere driftbeheersing
- relatie of werk – levens stabiliseren vaak vanzelf

Verklaringen voor langdurig antisociaal gedrag
- Aanleg: tekort aan
o Verbaal vermogen
o Probleemoplossend vermogen
o Concentratie
o Zelfcontrole
- Vroege jeugd:
o Problematische zwangerschap
o Problematische opvoeding

rGE: gen-omgeving correlatie
 Passief – Actief – Evocatief/Reactief

Cumulatieve continuïteit
- Verslaafd
- Slechte baan
- Schulden
- Dakloos
- Instabiele relaties
- Slechte ouder
- Psychiatrische stoornissen
 ASB in volwassenheid vereist ASB in kindertijd

Verklaringen voor tijdelijk antisociaal gedrag:
- Sociale processen
o Kloof biologische-sociale volwassenheid
o Als jullie ons niet willen testen, dan testen we ons zelf wel
o Veel tijd, weinig geld
o Gebrek aan structuur en supervisie
o Kleine groep die nooit experimenteren met ASB

Voortschrijden van de tijd
- Middelbare school afgerond: meer keuze in wie vrienden zijn
- Meer legitieme volwassen rollen beschikbaar
- Consequenties veranderen: van positief naar negatief
- Kunnen terugvallen op prosociaal gedrag
- Maar niet iedereen stopt: adolescense-onset

Uiteindelijk stopt iedereen met crimineel gedrag
 Human agency
 Aan pensioen toe

, Knife off the past from the present, keerpunten:
- Trouwen
- Opleiding/werk
- Militaire dienst (alleen bij WO II)

Life History Theory: snelle en langzame strategieën
Verklaringen voor daling van volwassen activiteiten
Minder verveling en rondhangen op straat

College 3

Artikel Keizer
 laten mensen in hun gedrag leiden door anderen
 nemen ze flyer mee (normatief) of gooien ze op straat
+ verschilt dat per context
 houden zich minder aan de regels als anderen dat ook niet doen
 Cross-norm inhibition: als je merkt dat regels worden gebroken, ga jij ook andere
regels breken, dus niet imitatie, maar nadruk op regels breken in het algemeen
 Norm overtreden op basis van overtreden andere norm

Artikel Lindenberg

Verbetering behoeftes
- Fysiek (comfort, stimulatie)
- Sociaal (relaties met anderen in directe omgeving  affectie, gedragsbevestiging,
status)
Randvoorwaarden:
- Autonomie: zelf kunnen kiezen
- Zekere competentie
- Veiligheid/Zekerheid/Structuur

We zijn gemakkelijk gewend aan wat we hebben en prefereren voortuitgang boven
achteruitgang (zelf als eindresultaat lager is, bijv. verkiezingen zetels 2520 of 215
wordt de laatste als succesvoller gezien)  meer en meer gemotiveerd voor verbetering
als pogingen daartoe succesvol zijn!
Plaatje: curve van verlies is steiler dan winst
Bijv.
1. je gaat naar bios, kaartje kwijt
2. je gaat naar bios, 10 euro kwijt
- In situatie 2 gaat bijna iedereen alsnog naar de film  heeft niks te maken met
het betalen van de film
- In situatie 1 haken mensen wel af = irrationeel gedrag

Dilemma leven in groepen
 hersenen zo gevormd dat we willen bijdragen aan een groep/ deel uitmaken van een
groep
Voordeel: collectieve goederen (bijv. bescherming)