Digitaal Procederen
Verplichte Arresten en Uitspraken
1
Edwin van der Velde Rijksuniversiteit
Groningen
,Digitaal Procederen Verplichte Arresten en Uitspraken 2018/2019
Inhoudsopgave
1. Bewijs: exhibitee inzage en beslag......................................................................................................3
Extra rechtspraak college 2...............................................................................................................17
2. Digitaal procederen..........................................................................................................................40
3. Elektronische handtekening en akte & het notariaat.......................................................................49
2
Edwin van der Velde Rijksuniversiteit
Groningen
,Digitaal Procederen Verplichte Arresten en Uitspraken 2018/2019
1. Bewijs: exhibitie, inzage en beslag
Naam Driessen/Van Gelder
Rechtsvraag Bestaat er een rechtsregel dat het zonder toestemming en/of
medeweten van de gesprekspartner vastleggen van het betreffende
gesprek op geluidsband onder alle omstandigheden inbreuk maakt
op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en
dus als bewijs in een civiele procedure ontoelaatbaar is?
Kort antwoord Nee. Die bandopname maakt in beginsel geen inbreuk op de
persoonlijke levenssfeer (alleen onder ‘bijkomende
omstandigheden’) en kan als bewijs worden ingebracht in de
civiele procedure, zij het dat de overtuigende kracht van dit
bewijsmiddel ter beoordeling van de feitenrechter staat.
Samenvatting feitencomplex Van Gelder (groothandelaar in diamanten) vordert 100.000 gulden
van Driessen omdat Driessen als assurantietussenpersoon de
opdracht van Van Gelder niet goed zou hebben uitgevoerd. Van
Gelder zou aan Driessen hebben opgedragen het
verzekeringsbedrag te verhogen van 100.000 gulden naar 200.000
gulden. Doordat Driessen heeft nagelaten deze verhoging teweeg
te brengen, heeft Van Gelder 100.000 gulden misgelopen toen een
diamant ter waarde van 229.140 gulden verloren ging. Immers
keerde de verzekering maar 100.000 gulden uit, terwijl dat bedrag
200.000 gulden zou zijn als Driessen de opdracht wel correct had
uitgevoerd. Driessen stelt de opdracht nooit te hebben ontvangen,
maar Van Gelder kan aan de hand van een bandopname van een
telefoongesprek het tegendeel bewijzen. Driessen stelt zich echter
op het standpunt dat deze bandopnamen niet als bewijs kunnen
worden gebruikt, nu niet van tevoren was medegedeeld dat het
telefoongesprek op band werd vastgelegd.
Belangrijkste overwegingen 3.3.1.
De primaire klacht van onderdeel A.1. strekt ten betoge dat het
hof heeft miskend dat 'het zonder toestemming en/of medeweten
van de gesprekspartner vastleggen van het betreffende gesprek op
geluidsband' onder alle omstandigheden inbreuk maakt op het
recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. De aan dit
betoog ten grondslag gelegde stelling kan evenwel in haar
algemeenheid niet als juist worden aanvaard.
3.3.2.
Om te beginnen valt erop te wijzen dat, nu in art. 21 Auteurswet
ligt besloten dat het menselijk gelaat niet een zo intiem deel van
de persoonlijkheid is dat ongeautoriseerde vastlegging (en
openbaarmaking) daarvan onder alle omstandigheden
ongeoorloofd is, bezwaarlijk valt aan te nemen dat zulks wel geldt
ten aanzien van de menselijke stem.
(…) Een en ander rechtvaardigt de slotsom dat het enkele zonder
toestemming van de gesprekspartner op een geluidsband
vastleggen van een telefoongesprek nog geen inbreuk op het recht
op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer oplevert, maar dat
daarvoor bijkomende omstandigheden vereist zijn.
3.3.3.
Onder welke bijkomende omstandigheden het zonder
3
Edwin van der Velde Rijksuniversiteit
Groningen
, Digitaal Procederen Verplichte Arresten en Uitspraken 2018/2019
toestemming van de gesprekspartner op een geluidsband
vastleggen inbreuk oplevert op het recht op eerbiediging van de
persoonlijke levenssfeer van die gesprekspartner, kan in het
midden blijven: te dezen is van zodanige inbreuk immers in elk
geval geen sprake, aangezien hetgeen dienaangaande over en weer
is gesteld geen andere conclusie toelaat dan het hier betrof een in
het zakelijk verkeer tussen twee directeuren van bedrijven
gevoerd telefoongesprek met een geheel zakelijke inhoud.
3.4.1.
Onderdeel A.2. strekt ten betoge dat openbaarmaking van een
bandopname waarop zonder toestemming en/of medeweten van
de gesprekspartner een telefoongesprek is vastgelegd, 'te allen
tijde, althans in de bijzondere omstandigheden van het
onderhavige geval' inbreuk maakt op het recht op eerbiediging
van de persoonlijke levenssfeer van die gesprekspartner.
3.4.3.
Zoals in die Memorie — in overeenstemming met wat elders
aangenomen wordt — is aangegeven, zal echter de 'aard en de
mate van intimiteit van hetgeen omtrent een ander' wordt
vastgelegd of geopenbaard 'hierbij van groot gewicht' zijn. Tegen
deze achtergrond en mede gelet op het onder 3.3.2 overwogene
kan in haar algemeenheid niet als juist worden aanvaard de
stelling dat openbaarmaking van een (als zodanig rechtens niet
ongeoorloofde) vastlegging van een telefoongesprek die heeft
plaatsgevonden zonder toestemming en/of medeweten van de
gesprekspartner, 'te allen tijde' inbreuk maakt op het recht op
eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.
3.4.3 Openbaarmaking van de onderwerpelijke vastlegging aan de
rechter in een civiel rechtsgeding maakt geen inbreuk op het recht
op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en is evenmin uit
anderen hoofde onrechtmatig.
3.5
Opmerking verdient nog dat verwerping van de stelling 'dat aan de
onderwerpelijke bandopname geen enkel bewijs mag worden
ontleend', niet zonder meer meebrengt dat de vraag of te dezen
aan die band bewijs kan worden ontleend, bevestigend moet
worden beantwoord: gezien de aan geluidsbanden eigen bezwaren
zal die vraag, waaromtrent de Rb. zich nog niet heeft uitgelaten,
nog onder ogen moeten worden gezien met inachtneming van de
behoedzaamheid welke met name bij de waardering van de
overtuigende kracht van dit soort bewijsmiddelen past.
Geparafraseerde rechtsregel Alvorens men tot de conclusie kan komen dat het maken en
openbaar maken van bandopnamen van telefoongesprekken
zonder instemming en/of medeweten van de gesprekspartner
inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer zijn ‘bijkomende
omstandigheden’ vereist. In het algemeen kan dus niet worden
gezegd dat het maken van bandopnemen in strijd met de
persoonlijke levenssfeer of anderszins onrechtmatig is. De
bandopname kan bovendien worden ingebracht als bewijs in een
civiele procedure, met dien verstande dat het aan de feitenrechter
is om dit bewijs op overtuigingskracht en betrouwbaarheid te
beoordelen.
4
Edwin van der Velde Rijksuniversiteit
Groningen