Doelgroepen samenvattingen
Notities tijdens leren
Doelgroepen
Theoretici
Sigmund Freud: psychodynamisch perspectief – persoonlijkheidsontwikkeling
Freud’s theorie bestaat uit verschillende belangrijke concepten
1. Structuur van de persoonlijkheid;
ID-> Basisniveau van persoonlijkheid, dat bestaat uit onbewuste driften en
verlangens. Het streeft naar onmiddellijke bevrediging zonder rekening te
houden met sociale normen.
Ego-> Deel van persoonlijkheid dat bemiddelt tussen de impulsen van het id
en de eisen van de werkelijkheid. Het ego werkt op basis van het
realiteitsprincipe en zoekt manieren om de verlangens van het id op een
sociaal aanvaardbare manier te bevredigen.
Superego-> Morele kompas van persoonlijkheid, gevormd door internalisatie
van sociale normen en waarden. Het superego straft het ego voor onethisch
gedrag en beloont het voor deugdzaamheid.
2. Psychoseksuele ontwikkeling;
Freud beschreef 5 stadia van psychoseksuele ontwikkeling, elk geassocieerd
met een bepaald lichaamsdeel en een psychologisch conflict. Deze stadia zijn
oraal, anaal, fallisch talent en genitaal.
3. Verdedigingsmechanismen;
Freud geloofde dat mensen zichzelf beschermen tegen angst en ongemak
door middel van verdedigingsmechanismen, zoals verdringing, projectie,
rationalistisch en sublimatie.
4. Droomanalyse;
Freud hechtte veel belang aan de interpretatie van dromen als een manier
om toegang te krijgen tot het onbewuste. Hij geloofde dat dromen de
vervulling van onbewuste verlangens symboliseerden.
, Doelgroepen samenvattingen
Erik Erikson: psychodynamisch perspectief – persoonlijkheidsontwikkeling
In tegenstelling tot Freud, legde Erikson de nadruk op de sociale en emotionele
aspecten van de menselijke groei gedurende hele levensjaar. Zijn theorie omvat
8 stadia van psychosociale ontwikkeling, elk stadium wordt gekenmerkt door een
cruciaal conflict dat moet worden opgelost voor een gezonde persoonlijke
ontwikkeling.
1. Vertrouwen vs wantrouwen (0-1 jaar)
Belangrijkste conflict draait om het opbouwen van een basis van
vertrouwen in de wereld van anderen, vooral ouders.
2. Autonomie vs schuld en twijfel (1-3 jaar)
Kinderen ontwikkelen een gevoel van autonomie en controle over hun
omgeving. Als dit niet wordt aangemoedigd, kan schaamte en twijfel
ontstaan.
3. Initiatief vs schuld (3-6 jaar)
Kinderen beginnen hun omgeving actief te verkennen en nemen initiatief
in hun activiteiten. Conflicten kunnen ontstaan als er te veel schuld wordt
geassocieerd met deze initiatieven.
4. Vlijt vs minderwaardigheid (6-12 jaar)
De nadruk ligt op het ontwikkeling van competentie en vaardigheden in
verschillende activiteiten. Minderwaardigheidsgevoelens komt als dit niet
succesvol verloopt.
5. Identiteit vs rolverwarring (12-18 jaar)
Adolescenten zoeken naar een gevoel van identiteit en proberen hun eigen
identiteit te bepalen. Rolverwarring komt als er geen duidelijke identiteit
wordt gevonden.
6. Intimiteit vs isolatie (18-40 jaar)
Jongvolwassenen streven naar intieme relatie en betekenisvolle
verbindingen met anderen. Het niet aangaan van deze verbindingen kan
leiden tot gevoelens van isolatie.
7. Generativiteit vs stagnatie (40-65 jaar)
Volwassenen streven naar productiviteit, creativiteit en het bijdragen aan
de volgende generatie. Stagnatie kan komen als er geen zinvolle bijdrage
wordt geleverd.
8. Integriteit vs wanhoop (65+ jaar)
Ouderen evalueren hun leven en streven naar een gevoel van voldoening
en tevredenheid. Wanhoop kan komen bij spijt over gemiste kansen en
onvervulde levensdoelen.
Zijn theorie benadrukt de continuïteit van de ontwikkeling over de levensduur en
de invloed van sociale omgevingen op het vormgeven van de persoonlijkheid. Elk
Notities tijdens leren
Doelgroepen
Theoretici
Sigmund Freud: psychodynamisch perspectief – persoonlijkheidsontwikkeling
Freud’s theorie bestaat uit verschillende belangrijke concepten
1. Structuur van de persoonlijkheid;
ID-> Basisniveau van persoonlijkheid, dat bestaat uit onbewuste driften en
verlangens. Het streeft naar onmiddellijke bevrediging zonder rekening te
houden met sociale normen.
Ego-> Deel van persoonlijkheid dat bemiddelt tussen de impulsen van het id
en de eisen van de werkelijkheid. Het ego werkt op basis van het
realiteitsprincipe en zoekt manieren om de verlangens van het id op een
sociaal aanvaardbare manier te bevredigen.
Superego-> Morele kompas van persoonlijkheid, gevormd door internalisatie
van sociale normen en waarden. Het superego straft het ego voor onethisch
gedrag en beloont het voor deugdzaamheid.
2. Psychoseksuele ontwikkeling;
Freud beschreef 5 stadia van psychoseksuele ontwikkeling, elk geassocieerd
met een bepaald lichaamsdeel en een psychologisch conflict. Deze stadia zijn
oraal, anaal, fallisch talent en genitaal.
3. Verdedigingsmechanismen;
Freud geloofde dat mensen zichzelf beschermen tegen angst en ongemak
door middel van verdedigingsmechanismen, zoals verdringing, projectie,
rationalistisch en sublimatie.
4. Droomanalyse;
Freud hechtte veel belang aan de interpretatie van dromen als een manier
om toegang te krijgen tot het onbewuste. Hij geloofde dat dromen de
vervulling van onbewuste verlangens symboliseerden.
, Doelgroepen samenvattingen
Erik Erikson: psychodynamisch perspectief – persoonlijkheidsontwikkeling
In tegenstelling tot Freud, legde Erikson de nadruk op de sociale en emotionele
aspecten van de menselijke groei gedurende hele levensjaar. Zijn theorie omvat
8 stadia van psychosociale ontwikkeling, elk stadium wordt gekenmerkt door een
cruciaal conflict dat moet worden opgelost voor een gezonde persoonlijke
ontwikkeling.
1. Vertrouwen vs wantrouwen (0-1 jaar)
Belangrijkste conflict draait om het opbouwen van een basis van
vertrouwen in de wereld van anderen, vooral ouders.
2. Autonomie vs schuld en twijfel (1-3 jaar)
Kinderen ontwikkelen een gevoel van autonomie en controle over hun
omgeving. Als dit niet wordt aangemoedigd, kan schaamte en twijfel
ontstaan.
3. Initiatief vs schuld (3-6 jaar)
Kinderen beginnen hun omgeving actief te verkennen en nemen initiatief
in hun activiteiten. Conflicten kunnen ontstaan als er te veel schuld wordt
geassocieerd met deze initiatieven.
4. Vlijt vs minderwaardigheid (6-12 jaar)
De nadruk ligt op het ontwikkeling van competentie en vaardigheden in
verschillende activiteiten. Minderwaardigheidsgevoelens komt als dit niet
succesvol verloopt.
5. Identiteit vs rolverwarring (12-18 jaar)
Adolescenten zoeken naar een gevoel van identiteit en proberen hun eigen
identiteit te bepalen. Rolverwarring komt als er geen duidelijke identiteit
wordt gevonden.
6. Intimiteit vs isolatie (18-40 jaar)
Jongvolwassenen streven naar intieme relatie en betekenisvolle
verbindingen met anderen. Het niet aangaan van deze verbindingen kan
leiden tot gevoelens van isolatie.
7. Generativiteit vs stagnatie (40-65 jaar)
Volwassenen streven naar productiviteit, creativiteit en het bijdragen aan
de volgende generatie. Stagnatie kan komen als er geen zinvolle bijdrage
wordt geleverd.
8. Integriteit vs wanhoop (65+ jaar)
Ouderen evalueren hun leven en streven naar een gevoel van voldoening
en tevredenheid. Wanhoop kan komen bij spijt over gemiste kansen en
onvervulde levensdoelen.
Zijn theorie benadrukt de continuïteit van de ontwikkeling over de levensduur en
de invloed van sociale omgevingen op het vormgeven van de persoonlijkheid. Elk