5 oefententamens Into the Market
Deze tentamens zijn officiele tentamens van FHC en zijn dus al eerder afgenomen. De perfecte
voorbereiding op je toekomstige tentamen. Voor elk tentamen geldt: 42 vragen goed is een 5,5.
Onder de 60e vraag van elk tentamen staan de antwoorden
1. Het “Robijn Beertje” kunnen we het beste omschrijven als een:
a. Informationele positionering
b. Transformationele positionering
c. Uitvoeringspositionering
2. Actieve segmentatievariabelen zijn:
a. Variabelen die een rijkere beschrijving van de doelgroep mogelijk maken
b. Meestal geen variabelen die creatieven kunnen gebruiken om de boodschap vorm te
geven
c. Direct bruikbaar voor mediaplanning
3. Het voordeel van domeinspecifiek segmenteren is dat:
a. deze variabelen direct aansluiten op de segmentatievariabelen die media meestal
gebruiken, zoals interesse, opleidingsniveau, leeftijd etc.
b. deze variabelen een directe relatie hebben met de productcategorie
c. deze variabelen direct richting geven aan MC doelen
4. Als Volkswagen een campagne richt op de eigen merktrouwe klanten is dat een voorbeeld
van:
a. Algemeen segmenteren
b. Domeinspecifiek segmenteren
c. Merkspecifiek segmenteren
5. Welke MC doelstelling past het beste bij FBS?
a. Brand attitude verhogen
b. Category need verkopen
c. Trial verkopen
6. Brand benefits zijn associaties bij een merk die horen bij het MC doel:
a. Brand awareness
b. Brand attitude
c. Repeat
7. “De bovenstaande advertentie van AH is een voorbeeld van een:
a. X positionering
b. Y positionering
c. Z positionering
1
,8. Welke kopergroep heeft het minste aankooppotentieel?
a. Brand Loyals
b. Other Brand Loyals
c. Favorable Brand Switchers
9. Een BtoB campagne voor een geheel nieuw industrieel product kun voor wat betreft
betrokkenheid en aankoopmotivatie je het beste karakteriseren als:
a. Hoog transformationeel
b. Hoog informationeel
c. Laag informationeel
10. Wanneer moet je volgens Rossiter & Percy vooral focussen op emoties (soft sell) in je
positionering?
a. Bij informationele producten of merken
b. Bij transformationele producten of merken
c. Bij category need
11. Bij welke aankoopmotivatie kun je het beste positioneren op benefits (hard sell) volgens
Rossiter & Percy?
a. Problem removal
b. Sensory gratification
c. Social approval
12. MC richting Brand Loyals is meestal … van aard. Vul in.
a. Offensief
b. Defensief
c. Passief
13. Welke doelen uit de Buyer Response Steps zijn medium gerelateerd?
a. Exposure
b. Processing
c. Action
14. Winkelcommunicatie kunnen we het beste omschrijven als een “middel” op het niveau van
een:
a. MC instrument
b. Mediumtype
c. Uiting
15. Brand awareness laat zich het beste omschrijven d.m.v. de vraag:
a. What is it?
b. What of it?
c. Who is it for?
16. Een merkkeuze die gemaakt wordt op de plaats van aankoop (POP), zoals bijvoorbeeld voor
een supermarktproduct, heeft minimaal nodig het MC doel:
a. Brand recall
b. Brand recognition
c. Brand recall-boosted brand recognition
Van melkbrigadier tot Witte Motor.
De eerste grote melkcampagne dateert van 1957. Toen werd de M-brigade opgericht. Wie drie
glazen melk per dag dronk, mocht zich melkbrigadier noemen. Tussen 1957 en 1963 waren
meer dan een miljoen jongeren lid van de M-Brigade. Ze kregen o.a. kortingen op evenementen
en pretparken. In de zestiger en zeventiger jaren was Joris Driepinter de held van jonge
kinderen. Hij verrichtte sterke staaltjes dankzij drie glazen melk per dag. De reclame van
Melk.De Witte Motor (1983-1993) richtte zich op jongeren van 12 tot 20 jaar met de boodschap
dat melk een eigentijdse drank is die energie geeft. Die boodschap werd verspreid met
televisiecommercials en evenementen, zoals de National Fungames.
17. Welke MC effecten werden in bovenstaande campagnes steeds nagestreefd?
a. Brand awareness
2
, b. Brand attitude
c. Category need
18. Als je in een uiting een bepaalde emotie “plakt” aan een merk is dat volgens Rossiter&Percy
een beslissing die gemaakt is op …. niveau. Vul in:
a. Macro: XYX
b. Meso: I-D-U
c. Micro: a-b-e
19. Welke MC effecten zijn universeel (dienen in elke uiting voor te komen) volgens Rossiter &
Percy?
a. Category need en purchase facilitation
b. Brand awareness en purchase facilitation
c. Brand awareness en brand attitude
20. Welke van onderstaande categorieën maakt GEEN deel uit van de hoofdindeling die het
IBRA model hanteert om merkassociaties te categoriseren?
a. Productgerelateerde attributen
b. Klantgerelateerde attributen
c. Extrinsieke attributen
21 Uit onderzoek naar wat consumenten belangrijk vinden, blijkt dat ze tegenwoordig veel
waarde hechten aan producten die zich kenmerken door een groot ‘gebruiksgemak’. Op welk van
de onderstaande niveaus van trendontwikkeling speelt deze consumenten wens zich af?
a. Maxi-niveau
b. Mega-niveau
c. Micro-niveau
22. Naar welk trendniveau kijkt een producent van ‘me-too’ producten
voornamenlijk?
a. Maxi-niveau
b. Mega-niveau
c. Micro-niveau
23. In hun boek “van Trends naar Brands” leggen Roothart en van de Pol een link tussen de 3
merkniveaus (Corporate-, Main- en Subbrand) en de 3 lagen in de trendpiramide. Welke van
de onderstaande denklijnen is vanuit die theorie correct?
a. Corporate Brand richt zich op de Mega trends in de samenleving en moet van daaruit
een Market Vision ontwikkelen.
b. Mainbrand richt zich op de Maxi trends in de samenleving en moet van daaruit een
Consumer Vision ontwikkelen.
c. Subbrand richt zich op de Maxi trends in de samenleving en moet van daaruit een Social
Vision ontwikkelen.
24. Jaren geleden is Easyjet begonnen met het aanbieden van makkelijk te boeken,
goedkope vluchtreizen. Inmiddels heeft het merk zich behoorlijk uitgebreid. Welke van de
onderstaande merkaanduidingen zijn allemaal van toepassing op het merk Easy?
a. Monolitisch, multidomeinmerk met een descriptieve naam
b. Multilithisch, categoriemerk met een fictieve naam
c. Monolithisch, seriemerk met associatieve merknaam
25. Als je naar het merkportfolio van Unilever kijkt dan zie daarin dat er
Productcategorieen zijn waarin de belangrijkste merken worden beschermd door
andere Unilever merken in diezelfde productcategorie.
Welke van de onderstaande statements is correct?
a. het Bastion brand is het duurste merk en dat wordt op prijsniveau beschermd door de
Flanker brands
b. het Prestige brand is het belangrijkste merk en wordt op prijsniveau beschermd door het
Bastion brand
c. het Bastion brand is het belangrijkste merk en dat wordt op differentiatieniveau
beschermd door de Flanker brands
26. We hebben in het college aandacht besteed aan de 2 variabelen (prijs- en
3
Deze tentamens zijn officiele tentamens van FHC en zijn dus al eerder afgenomen. De perfecte
voorbereiding op je toekomstige tentamen. Voor elk tentamen geldt: 42 vragen goed is een 5,5.
Onder de 60e vraag van elk tentamen staan de antwoorden
1. Het “Robijn Beertje” kunnen we het beste omschrijven als een:
a. Informationele positionering
b. Transformationele positionering
c. Uitvoeringspositionering
2. Actieve segmentatievariabelen zijn:
a. Variabelen die een rijkere beschrijving van de doelgroep mogelijk maken
b. Meestal geen variabelen die creatieven kunnen gebruiken om de boodschap vorm te
geven
c. Direct bruikbaar voor mediaplanning
3. Het voordeel van domeinspecifiek segmenteren is dat:
a. deze variabelen direct aansluiten op de segmentatievariabelen die media meestal
gebruiken, zoals interesse, opleidingsniveau, leeftijd etc.
b. deze variabelen een directe relatie hebben met de productcategorie
c. deze variabelen direct richting geven aan MC doelen
4. Als Volkswagen een campagne richt op de eigen merktrouwe klanten is dat een voorbeeld
van:
a. Algemeen segmenteren
b. Domeinspecifiek segmenteren
c. Merkspecifiek segmenteren
5. Welke MC doelstelling past het beste bij FBS?
a. Brand attitude verhogen
b. Category need verkopen
c. Trial verkopen
6. Brand benefits zijn associaties bij een merk die horen bij het MC doel:
a. Brand awareness
b. Brand attitude
c. Repeat
7. “De bovenstaande advertentie van AH is een voorbeeld van een:
a. X positionering
b. Y positionering
c. Z positionering
1
,8. Welke kopergroep heeft het minste aankooppotentieel?
a. Brand Loyals
b. Other Brand Loyals
c. Favorable Brand Switchers
9. Een BtoB campagne voor een geheel nieuw industrieel product kun voor wat betreft
betrokkenheid en aankoopmotivatie je het beste karakteriseren als:
a. Hoog transformationeel
b. Hoog informationeel
c. Laag informationeel
10. Wanneer moet je volgens Rossiter & Percy vooral focussen op emoties (soft sell) in je
positionering?
a. Bij informationele producten of merken
b. Bij transformationele producten of merken
c. Bij category need
11. Bij welke aankoopmotivatie kun je het beste positioneren op benefits (hard sell) volgens
Rossiter & Percy?
a. Problem removal
b. Sensory gratification
c. Social approval
12. MC richting Brand Loyals is meestal … van aard. Vul in.
a. Offensief
b. Defensief
c. Passief
13. Welke doelen uit de Buyer Response Steps zijn medium gerelateerd?
a. Exposure
b. Processing
c. Action
14. Winkelcommunicatie kunnen we het beste omschrijven als een “middel” op het niveau van
een:
a. MC instrument
b. Mediumtype
c. Uiting
15. Brand awareness laat zich het beste omschrijven d.m.v. de vraag:
a. What is it?
b. What of it?
c. Who is it for?
16. Een merkkeuze die gemaakt wordt op de plaats van aankoop (POP), zoals bijvoorbeeld voor
een supermarktproduct, heeft minimaal nodig het MC doel:
a. Brand recall
b. Brand recognition
c. Brand recall-boosted brand recognition
Van melkbrigadier tot Witte Motor.
De eerste grote melkcampagne dateert van 1957. Toen werd de M-brigade opgericht. Wie drie
glazen melk per dag dronk, mocht zich melkbrigadier noemen. Tussen 1957 en 1963 waren
meer dan een miljoen jongeren lid van de M-Brigade. Ze kregen o.a. kortingen op evenementen
en pretparken. In de zestiger en zeventiger jaren was Joris Driepinter de held van jonge
kinderen. Hij verrichtte sterke staaltjes dankzij drie glazen melk per dag. De reclame van
Melk.De Witte Motor (1983-1993) richtte zich op jongeren van 12 tot 20 jaar met de boodschap
dat melk een eigentijdse drank is die energie geeft. Die boodschap werd verspreid met
televisiecommercials en evenementen, zoals de National Fungames.
17. Welke MC effecten werden in bovenstaande campagnes steeds nagestreefd?
a. Brand awareness
2
, b. Brand attitude
c. Category need
18. Als je in een uiting een bepaalde emotie “plakt” aan een merk is dat volgens Rossiter&Percy
een beslissing die gemaakt is op …. niveau. Vul in:
a. Macro: XYX
b. Meso: I-D-U
c. Micro: a-b-e
19. Welke MC effecten zijn universeel (dienen in elke uiting voor te komen) volgens Rossiter &
Percy?
a. Category need en purchase facilitation
b. Brand awareness en purchase facilitation
c. Brand awareness en brand attitude
20. Welke van onderstaande categorieën maakt GEEN deel uit van de hoofdindeling die het
IBRA model hanteert om merkassociaties te categoriseren?
a. Productgerelateerde attributen
b. Klantgerelateerde attributen
c. Extrinsieke attributen
21 Uit onderzoek naar wat consumenten belangrijk vinden, blijkt dat ze tegenwoordig veel
waarde hechten aan producten die zich kenmerken door een groot ‘gebruiksgemak’. Op welk van
de onderstaande niveaus van trendontwikkeling speelt deze consumenten wens zich af?
a. Maxi-niveau
b. Mega-niveau
c. Micro-niveau
22. Naar welk trendniveau kijkt een producent van ‘me-too’ producten
voornamenlijk?
a. Maxi-niveau
b. Mega-niveau
c. Micro-niveau
23. In hun boek “van Trends naar Brands” leggen Roothart en van de Pol een link tussen de 3
merkniveaus (Corporate-, Main- en Subbrand) en de 3 lagen in de trendpiramide. Welke van
de onderstaande denklijnen is vanuit die theorie correct?
a. Corporate Brand richt zich op de Mega trends in de samenleving en moet van daaruit
een Market Vision ontwikkelen.
b. Mainbrand richt zich op de Maxi trends in de samenleving en moet van daaruit een
Consumer Vision ontwikkelen.
c. Subbrand richt zich op de Maxi trends in de samenleving en moet van daaruit een Social
Vision ontwikkelen.
24. Jaren geleden is Easyjet begonnen met het aanbieden van makkelijk te boeken,
goedkope vluchtreizen. Inmiddels heeft het merk zich behoorlijk uitgebreid. Welke van de
onderstaande merkaanduidingen zijn allemaal van toepassing op het merk Easy?
a. Monolitisch, multidomeinmerk met een descriptieve naam
b. Multilithisch, categoriemerk met een fictieve naam
c. Monolithisch, seriemerk met associatieve merknaam
25. Als je naar het merkportfolio van Unilever kijkt dan zie daarin dat er
Productcategorieen zijn waarin de belangrijkste merken worden beschermd door
andere Unilever merken in diezelfde productcategorie.
Welke van de onderstaande statements is correct?
a. het Bastion brand is het duurste merk en dat wordt op prijsniveau beschermd door de
Flanker brands
b. het Prestige brand is het belangrijkste merk en wordt op prijsniveau beschermd door het
Bastion brand
c. het Bastion brand is het belangrijkste merk en dat wordt op differentiatieniveau
beschermd door de Flanker brands
26. We hebben in het college aandacht besteed aan de 2 variabelen (prijs- en
3
