Chili: het land waar de aarde ophoudt
§ 1 Chili beef
-De aardbeving in 1960 had een kracht van 9.5 op de schaal van richter.
Het epicentrum lag 60 meter onder de bodem van de Grote Oceaan → 3.000 – 10.000 slachtofers.
Aardbeving → tsunamie (veroorzaakt meeste slachtoferss.
-27 februari (Zuid-Chilis aardbeving 8.8 op de schaal van Richter → naschokken die uren dagen of
zelfs weken later plaatsvinden in hetzelfde gebied (ontlading van spanning langs de breuks.
-Breukvlak honderden kilometers lang en diep → zware aardbevingen.
-Subducte gaat met horten en stoten. De naar beneden bewegende plaat trekt de bovenliggende
plaat mee → spanning → de oceanische plaat schiet omlaag en veert de contnentale plaat omhoog.
Drie soorten breuken:
- Zijschuivende breuk: zij schuiving
- Opschuivings breuk: compressie
- Afschuivings breuk: extensie
-Na een aardbeving bouwt de spanning zich langzaam weer op.
1922 → Druk werd minder langs de breuklijn in Noord-Chili
1960 → Druk in het zuiden werd minder. In het midden was er sinds 1835 geen zware aardbeving
meer geweest → spanning neemt toe.
2010 → Aardbeving in het midden (in het seismisch gats.
Seismisch gat = een gebied waar al lang geen zware aardbeving is voorgekomen,
vergeleken met de omringde gebieden.
Subductee Het Andes gebergte (gebergte + trogs.
- De Nasca plaat smelt diep onder de Zuid-Amerikaanse plaat (subductes. → Het magma stjgt op en
vormt vulkanen. Door de druk van het opstjgende magma worden de horizontale gesteente lagen
opzij en omhoog gedrukt, zo ontstaan plooiingsgebergten.
Veel breuken→ breukgebergten = stelsel van relatef hoger gelegen gebieden (horstens en lager
gelegen gebieden (slenkens.
Subducte → troggen (Peru-Chili trogs.
, Basisboeknummers § 1
B 67 Platen en breuken
De aardkorst bestaat uit platen (of schollen), tussen de platen zijn breuken. Endogende krachten
(rondstromend magma; convectiestromens → platen en breuken.
B68 Bewegingsrichtingen van platen
Divergentie ← → e magma komt naar boven → magma vult het gat → mid-oceanische rug.
Convergentie →←e - Subducte → kloof (trogs + berg + aardbeving.
- Botsen → gebergte vorming.
Transforme beweging ↑↓e Aardbevingen.
B73 Aardbeving
Het schuiven van aardplaten gaat heel schokkerig (jaren gebeurt er niets en dan ineens verschuiven
de platen een paar meter tegelijks → aardbeving.
Ontstaan van aardbevingen: -Subductee de meeste en zwaarste aardbevingen (hypocentrume 100
– 700 km dieps
Blauwe epicentrum -Transforme bewegingene geen diep hypocentrum.
Roode hypocentrum
B77 Reliëf
- Reliëf = hoogteverschillen in het landschap.
- Reliëfvormene - Hooggebergte > 1500 meter - Middelgebergtee 500 – 1500 meter
- Heuvellande 200 - 500 meter - Laagland < 200 meter
Vlakte = gebied zonder reliëf.
-Laagvlakte < 500 meter - Hoogvlakte/plateau > 500 meter
B79 Horsten en slenken
Langs een breuklijn kunnen stukken van de aardkorst horizontaal of vertcaal langs elkaar gaan
schuiven. Bij een vertcale verschuiving komt de aardkorst omhoog (horstens of omlaag (slenkens.