Marktresultaat en overheidsinvloed Economie
H1 Economische doelmatigheid
Overheid gebruikt maatschappelijke kosten-batenanalyses (MKBA) waarin de effecten op
bijvoorbeeld de natuur in geld worden uitgedrukt.
Consumenten Producenten
Betalingsbereidheid: de hoeveelheid geld je Leveringsbereidheid: de laagste prijs
bereid bent te betalen voor iets. Als jouw waarvoor een aanbieder zijn product wil
betalingsbereidheid hoger is dan dat het verkopen
product kostte, heb je ruilwinst.
Producentensurplus: het bedrag die een
Consumentensurplus: het verschil tussen het aanbieder boven het bedrag van de
bedrag dat een koper bereid is te betalen leveringsbereidheid ontvangt = P – MK =
en de prijs die hij werkelijk heeft betaald verkoopprijs – leveringsbereidheid
Van Pareto-efficiënt is sprake als 1 persoon zijn resultaat niet kan verbeteren zonder dat dit
ten koste gaat van het resultaat van de ander
Welvaartstheorie: de marktwerking zorgt voor een evenwichtsprijs en -hoeveelheid met
minimale inzet van schaarse middelen → marktevenwicht → pareto-efficiënte*
verdeling/economische doelmatig → maximaal totaal surplus → maatstaf voor welvaart
Bij volkomen concurrentie willen aanbieders zoveel mogelijk verkopen en is de marginale-
kostenlijn gelijk aan de aanbodlijn. Op deze manier worden bedrijven geprikkeld met de
laagste kosten te produceren om zo de concurrentie aan te gaan.
Nadelen markt van volkomen concurrentie
1. Er is weinig keus, omdat alle producten in de ogen van de consumenten identiek zijn
2. Gebrek aan innovaties → de overheid stimuleert dit echter wel dmv octrooien
H2 De overheid grijpt in
Als de overheid de prijzen te hoog/laag vindt, doet ze er wat aan:
- Heffingen Maximumprijs → vraagoverschot/aanbodtekort (sociale huur)
- Subsidies
- Prijsregulering Minimumprijs → vraagtekort/aanbodoverschot (landbouwsector):
altijd boven de marktprijs → de overheid kan
Deadweight loss = wanneer de doelmatigheid ervoor kiezen het overschot op te kopen.
van de markt wordt verstoord → verloren surplus Veel Europese boeren waren boos,
is gelijk aan de Harberger-driehoek omdat zij niet op konden tegen die lage
prijs, die in Nederland werd gegenereerd
Voor de arbeidsmarkt → minimumloon door de subsidies
Indirecte belastingen zijn kostprijsverhogend, want de verkoper moet het afdragen aan de
overheid en dus worden ze deels doorberekend in de prijs (afwentelingspercentage: het deel van
de heffing dat wordt doorberekend aan de consument; voorbeelden: accijnzen, invoerrechten)
Btw
- 21% voor de meeste goederen en diensten
- 9% voor eerste levensbehoeften (brood, melk), boeken en bepaalde diensten
- 0% voor (buitenlandse) ondernemers die vanuit Nederland zaken doen
1. De overheid heeft geld nodig voor bekostiging uitgaven
2. Ontmoediging productie en consumptie bepaalde producten (accijns op alcohol,
tabak en benzine)
H1 Economische doelmatigheid
Overheid gebruikt maatschappelijke kosten-batenanalyses (MKBA) waarin de effecten op
bijvoorbeeld de natuur in geld worden uitgedrukt.
Consumenten Producenten
Betalingsbereidheid: de hoeveelheid geld je Leveringsbereidheid: de laagste prijs
bereid bent te betalen voor iets. Als jouw waarvoor een aanbieder zijn product wil
betalingsbereidheid hoger is dan dat het verkopen
product kostte, heb je ruilwinst.
Producentensurplus: het bedrag die een
Consumentensurplus: het verschil tussen het aanbieder boven het bedrag van de
bedrag dat een koper bereid is te betalen leveringsbereidheid ontvangt = P – MK =
en de prijs die hij werkelijk heeft betaald verkoopprijs – leveringsbereidheid
Van Pareto-efficiënt is sprake als 1 persoon zijn resultaat niet kan verbeteren zonder dat dit
ten koste gaat van het resultaat van de ander
Welvaartstheorie: de marktwerking zorgt voor een evenwichtsprijs en -hoeveelheid met
minimale inzet van schaarse middelen → marktevenwicht → pareto-efficiënte*
verdeling/economische doelmatig → maximaal totaal surplus → maatstaf voor welvaart
Bij volkomen concurrentie willen aanbieders zoveel mogelijk verkopen en is de marginale-
kostenlijn gelijk aan de aanbodlijn. Op deze manier worden bedrijven geprikkeld met de
laagste kosten te produceren om zo de concurrentie aan te gaan.
Nadelen markt van volkomen concurrentie
1. Er is weinig keus, omdat alle producten in de ogen van de consumenten identiek zijn
2. Gebrek aan innovaties → de overheid stimuleert dit echter wel dmv octrooien
H2 De overheid grijpt in
Als de overheid de prijzen te hoog/laag vindt, doet ze er wat aan:
- Heffingen Maximumprijs → vraagoverschot/aanbodtekort (sociale huur)
- Subsidies
- Prijsregulering Minimumprijs → vraagtekort/aanbodoverschot (landbouwsector):
altijd boven de marktprijs → de overheid kan
Deadweight loss = wanneer de doelmatigheid ervoor kiezen het overschot op te kopen.
van de markt wordt verstoord → verloren surplus Veel Europese boeren waren boos,
is gelijk aan de Harberger-driehoek omdat zij niet op konden tegen die lage
prijs, die in Nederland werd gegenereerd
Voor de arbeidsmarkt → minimumloon door de subsidies
Indirecte belastingen zijn kostprijsverhogend, want de verkoper moet het afdragen aan de
overheid en dus worden ze deels doorberekend in de prijs (afwentelingspercentage: het deel van
de heffing dat wordt doorberekend aan de consument; voorbeelden: accijnzen, invoerrechten)
Btw
- 21% voor de meeste goederen en diensten
- 9% voor eerste levensbehoeften (brood, melk), boeken en bepaalde diensten
- 0% voor (buitenlandse) ondernemers die vanuit Nederland zaken doen
1. De overheid heeft geld nodig voor bekostiging uitgaven
2. Ontmoediging productie en consumptie bepaalde producten (accijns op alcohol,
tabak en benzine)